■f
geven en maakte daarom een concept-antwoord aan Duparc, waarin zijn plan
als alternatief voor dat van Muller werd voorgesteld. Muller, geraadpleegd over
het concept, wilde echter niet dat Fruin Mullers plan aan Duparc bekendmaakte.
Intussen deden geruchten de ronde dat de Utrechtse hoogleraar Rengers Hora
Siccama gevraagd was ('eene publieke machinatie'), dat W. C. A. baron van
Vredenburch wilde ('eene intrige'). Colenbrander noemde in een brief aan Mul
ler als kandidaten na Muller en Fruin: Rengers Hora Siccama, H. Brugmans
(onderbibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek) en de rijksarchivarissen
Joosting en Bondam.
Fruin stelde Muller nu voor dat het bestuur van de van zich tot de minister
zou wenden met het verzoek geen outsider8 te benoemen. Maar Muller was
daarvoor niet te vinden, omdat Fruin zelf ook een outsider was en Muller Fruin
niet wilde uitsluiten. Fruin had een ander bezwaar: Muller had besloten om
zijn plan eigener beweging aan het ministerie mee te delen; het zou moeilijk
zijn voor het VAN-bestuur, waarvan Muller zelf deel uitmaakte, zich nu tot de
minister te wenden.
2
Het Muller-Colenbrander compromis
Zo stonden de zaken toen Muller op maandag 3 april Fruin kwam bezoeken.
Hij begon met te zeggen dat zijn oorspronkelijk denkbeeld was geweest om,
als het ministerie met zijn plan instemde, na enige jaren het ambt van ara aan
Fruin over te dragen. Toen volgde de mededeling dat Colenbrander, aan wie
Muller zijn plan had ontvouwd, had voorgesteld dat Muller tot tijdelijk ara
zou worden benoemd, dat Colenbrander zijn plaatsvervanger en adjunct zou
worden gedurende de drie dagen per week die Muller in Utrecht zou doorbrengen
en dat, als Muller na verloop van een jaar of wat het ara liet varen, Colen
brander hem zou opvolgen. Muller vroeg Fruin, wat hij daarvan dacht. Het
antwoord viel Fruin moeilijk, omdat Muller eerst over Fruins eventuele op
volging had gesproken. Fruin ried het plan-Colenbrander af: samenwerking
tussen Muller en Colenbrander leek hem uiterst moeilijk (Muller zelf zei die
avond: 'als ik aan het algemeen rijksarchief mocht komen met Colenbrander
achter mij, heb ik een gevoel als Faust met Mephisto achter zich'). Bovendien
had Colenbrander, volgens Fruin, nooit belangstelling getoond voor de
vraagstukken, die de archivarissen interesseren. Colenbrander had de archie
ven nooit anders beschouwd dan als Fundgruben voor bronnenpublikaties.
Hiertegen voerde Muller aan dat Colenbrander een brief van twintig bladzij
den met voorstellen over de reorganisatie van het ara had geschreven. Wat
Fruins opvolging betreft, zei Fruin tegen Muller: 'Gij kunt, zoo gij dat tegen
Colenbranders aanspraken gebruiken kunt, zeggen, dat ik wel iets gevoel voor
uw denkbeeld, maar gij moet er u niet door laten weerhouden om Colenbran
der als uw eventueelen opvolger aan te nemen, zoo gij overigens dat mocht
willen'. Van een opvolging aan het ara toonde Fruin zich niet afkerig.
De avond daarop, dinsdag 4 april, kwam Colenbrander bij Muller op be
zoek; Muller sloot met hem een compromis, waarvan hij de volgende dag Fruin
in kennis stelde. Dit compromis was in feite het plan van Fruin met deze wijzi
ging dat niet Fruin, maar Muller als inspecteur zou optreden en dat Colen-
116
Mr. S. Gratama, die als bemiddelaar in het ge
schil optrad.
Uit: nab 31 (1913-1924).
brander aan het hoofd van het rijksarchief in Den Haag zou worden geplaatst,
om later Muller als inspecteur op te volgen.
Fruin was diep geschokt over Mullers handelwijze 'Door buiten mij om
zich met Colenbrander te verbinden en met dezen een nieuw plan in te dienen,
dat in de eerste plaats tegen het mijne gericht is, dat ik na overleg met hem
had ingediend, handelde hij in strijd met de goede trouw, die hij mij verschul
digd was'. Muller verklaarde dat het plan Muller-Colenbrander was gesugge
reerd door professor Kernkamp: een inspecteur naast Colenbrander als ara.
Daar Muller meende dat daardoor het gevaar voor ontluistering van het ambt
van ara gekeerd zou zijn, liet hij zijn bezwaren tegen Colenbrander varen.
'Het ergste verdriet mij,' schreef Muller aan Fruin, 'dat mijn plan om voor
u de plaats open te houden, onmogelijk blijkt'. Fruin reageerde gekwetst: 'het
doet erg pijn van iemand dien ik zoo hoog heb gesteld, dit te ondervinden'.
Muller antwoordt 8 april: '...uwe onberaden beschuldigingen brengen, vrees
ik, onze geheele verhouding voor goed in gevaar.'
3
Bemiddelaars
De volgende dag, 9 april, vroeg Fruin aan Gratama te ondernemen dat 'het
gekonkel' tussen Muller en Colenbrander mislukt, 'zodat het archiefwezen be
waard worde voor dit contract'. S. Gratama, van 1887 tot 1896 rijksarchivaris
in Drenthe, was een invloedrijk man in het archiefwezen, ook nu hij raadsheer
in de Hoge Raad was. Gratama sprak met Duparc, die ook ontsteld was over
de volte face van Muller. Afdoend middel tegen de combinatie Muller-
117