Een zeer in het oog springende gebeurtenis was natuurlijk de aflossing van de wacht aan het hoofd van de Rijksarchiefdienst. De heer Ribberink, die die dienst sinds 1968 leidde, verliet, gebruikmakend van de vuT-regeling, zijn post en werd per 1 januari van dit jaar opgevolgd door dr.F. C. J. Ketelaar. Ter gele genheid van het vertrek van Ribberink heeft de van een bundel laten sa menstellen, waarin een beeld werd gegeven van de ontwikkelingen in Neder- land/archiefland van 1968 tot 1988. Niet toevallig bevatte de bundel in nogal wat bijdragen een evaluatie van de Archiefwet 1962, die in 1988 precies twin tig jaar in werking was. Bij het officiële afscheid van Ribberink heeft uw voor zitter de eer gehad die bundel, met als titel Voor burger en bestuur, aan de vertrekkende functionaris aan te bieden.8 De vooraanstaande positie van de Algemene Rijksarchivaris binnen het Ne derlandse archiefwezen heeft per 1 juni 1988 een formele bevestiging gekregen m het kader van de delegatie van een aantal bevoegdheden door de Hoofd directeur Cultuurbeheer aan de Algemene Rijksarchivaris, die als directeur sec tor archieven (al is die aanduiding alweer verdwenen) quasi de directeur van het Nederlandse archiefwezen is geworden.9 In een recente bespreking met de Algemene Rijksarchivaris over de gevolgen voor de van van deze nieuwe si tuatie zijn afspraken gemaakt, die in ieder geval de oudere afspraken van het VAN-bestuur om regelmatig met de Hoofddirecteur Cultuurbeheer te overleg gen, onverlet laat. Met groot genoegen constateerde het VAN-bestuur boven dien dat, m het geval de Algemene Rijksarchivaris door zijn positie als hoofd van de Rijksarchiefdienst en directeur van het archiefwezen in een conflicte rende situatie terecht komt, er voor de betrokken partijen altijd beroep op de Hoofddirecteur Cultuurbeheer open staat. De praktijk zal overigens moeten Ieren in hoeverre de delegatie van deze bevoegdheden ook werkelijk tot pro blemen aanleiding zal geven. Ook voordien had de Algemene Rijksarchivaris immers - zij het meer achter de schermen - een belangrijke rol bij het beleids- voorbereidende en besluitvormende werk ten departemente. Het VAN-bestuur eeft er echter alle vertrouwen in, dat de nieuwe Algemene Rijksarchivaris met de bestaande gevoeligheden op dit punt prudent weet om te gaan. Met de benoeming van de heer Ketelaar tot Algemene Rijksarchivaris heeft een ruim twintigjarige carrière voorlopig zijn bekroning gevonden. Ik wil graag op deze plaats benadrukken dat zijn benoeming in alle geledingen van het Ne derlandse archiefwezen met grote instemming is begroet. Het gezegde 'de juiste man op de juiste plaats' gaat in dit geval wel heel evident op. Ik hoop en ver wacht dat de heer Ketelaar zijn niet geringe capaciteiten nog geruime tijd in het belang van het Nederlandse archiefwezen, zowel nationaal als internatio naal zal aanwenden. Of het gewenst is dat hij-net als nogal wat van zijn voorgangers - het ambt twintig jaar of langer bekleedt, laat ik voorlopig maar in het midden. Nog een andere kwestie heeft in 1988 de aandacht getrokken: de chaos bij het archiefbeheer van het Rijk. De berichtgeving in de media naar aanleiding van et Rekenkamerrapport A rchiefbeheer en -behoud bij het Rijk liet aan duide- ij ad omtrent de toestand van de archieven bij het Rijk weinig te wensen over. De Rijksarchiefdienst was vanzelfsprekend ook in het Rekenkamer- onderzoek betrokken, maar centraal stond toch de aandacht voor de archie- 186 ven van de ministeries in de dynamische en semi-statische fase. De bevindin gen van de Rekenkamer toonden aan, dat het met de aandacht voor het ar chiefbeheer bij het Rijk door het ontbreken van voldoende middelen zeer slecht is gesteld. Daardoor zijn grote achterstanden in vernietiging en bewerking ont staan, zo groot dat ook een verhoging van de productie van de Centrale Ar chief Selectiedienst, zoals die in een nog te sluiten Convenant daaromtrent wordt vastgelegd, maar beperkt soelaas kan bieden. De Rekenkamer constateerde dat het naast elkaar bestaan van twee trajecten binnen het archiefbeheer (re gistratuur en archief, met ieder een eigen wettelijke regeling en een eigen oplei ding), vallend onder de verantwoordelijkheid van twee verschillende ministers, in ieder geval beleidsmatig niet tot eenheid heeft geleid. In feite onderschrijft de Rekenkamer de al geruime tijd door de van geformuleerde noodzaak van een samenhangende visie op de levenscyclus van archiefbescheiden.11 Helaas moeten we vaststellen, dat ondanks die door de Rekenkamer gesignaleerde noodzaak, in het ontwerp voor de nieuwe wet geen instrumenten voor zo'n samenhangende visie worden aangereikt. De verkorting van de overbrenging brengt registratuur en archief wel veel dichter bij elkaar, maar dat gegeven heeft bij de wetgever dus niet geleid tot een fundamentele beleidswijziging in de door de van voorgestane richting. Opmerkelijk is wel, dat men in enkele plaatsen op gemeentelijk niveau wel de mogelijkheden onderzoekt om registratuur en archief in een organisatie onder te brengen. Een positief effect van het Rekenkamer-rapport is zonder meer, dat de poli tiek zich voor archieven is gaan interesseren. Dat leidde al tot het stellen van maar liefst 62 vragen door Kamerleden;12 politici realiseren zich kennelijk meer en meer dat goed archiefbeheer voor het functioneren van de democratie een voorwaarde is, omdat de controlerende functie van de volksvertegenwoordi ging daarmee samenhangt. Ook de Rekenkamer zelf was kennelijk zo onder de indruk van haar eigen bevindingen, dat zij het bij het aparte rapport niet heeft willen laten en tenminste een vervolg-onderzoek heeft uitgevoerd. In het jaarverslag van de Rekenkamer over 1988 wordt melding gemaakt van de re sultaten van een onderzoek naar het archiefbeheer bij het ministerie van Justi tie, met weer dezelfde onthutsende bevindingen. Aanleiding tot het onderzoek was, blijkens de toelichting op deze passage, ingegeven door de resultaten van het grote onderzoek naar het archiefbeheer van het Rijk.13 Het grote wakker- schudden van de politiek is begonnen. Deze opmerkelijke ontwikkelingen zouden ons bijna doen vergeten dat onze vereniging zelf ook een inspannend jaar achter de rug heeft. De kinderziekten die ons in 1987 bij de uitbesteding van de bedrijfsvoering van de vereniging aan een extern bureau nog parten speelde, zijn in het afgelopen jaar overwon nen en de samenwerking met Van Spaendonck in Tilburg verloopt nu naar volle tevredenheid. Uw bestuur heeft zich in januari twee dagen op de Pauwhof in Wassenaar teruggetrokken om zich eens te bezinnen op de rol, positie en taak van de vereniging. Een van de uitkomsten van dat beraad was het streven naar een eigen bureau, dat na het niet tot standkomen van de samenwerking en -woning met de nmv, tijdelijk was stilgezet, weer met kracht ter hand te ne men. Op korte termijn zal nu een advertentie verschijnen voor een part-time medewerker voor dat bureau, met zowel beleidsmatige als administratieve ta- 187

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 38