Een andere opvatting van de presentatietaak Ook bij de presentatieafdelingen heeft een enorme omslag plaatsgevonden. Vóór 1985 was de presentatietaak van de Nederlandse Kunststichting gericht op de verzorging van presentaties op plaatsen in Nederland met weinig of geen mu seale voorzieningen. Nu ligt de nadruk op de ondersteuning van de grote en middelgrote musea. Die omschakeling geeft natuurlijk spanningen. Als je er als wetenschappelijk medewerker steeds vanuit bent gegaan dat je er bent om onderzoek te doen en om zelf dingen uit te denken en te maken, ongeacht of daar nou iemand op zit te wachten, dan is het een hele omslag als je een on dersteunende functie krijgt, waarin de nadruk ligt op het organiseren van din gen, ervoor zorgen dat ideeën van anderen de ruimte krijgen en dat er daad werkelijk iets tot stand komt. Toch krijgen wetenschappelijk medewerkers en conservatoren eens in de zo veel tijd de gelegenheid om zelf een tentoonstelling te maken. We lenen ze bo vendien incidenteel uit aan een museum of universiteit en proberen dan voor die periode geld te krijgen om iemand anders in te huren die tijdelijk het regu liere werk op de dienst overneemt. De wetenschappers en conservatoren die van die gelegenheid gebruik maken, vinden het leuk. En voor de dienst is het ook een manier om te laten zien wat je kunt. Projectmanagement De taakverschuivingen en de daarmee gepaard gaande verschuivingen in de inhoud van de functies zijn gerealiseerd onder de noemer van projectmanage ment. We moesten alle medewerkers die met die enorme omslag te maken kre gen, een kader bieden waarbinnen doelstellingen en methoden konden wor den geobjectiveerd. In 1986 heeft het projectbureau Twijnstra en Gudde voor ons een cursus projectmanagement opgezet, waaraan zoveel mogelijk mensen die met die projecten te maken kregen, hebben deelgenomen. Nu is dat nog maar kort geleden. De mensen zijn nog bezig met de doorvoe ring en dat leidt af en toe tot uitbarstingen en strubbelingen. Maar gelukkig blijken de meesten mee te willen, de soepelheid op te brengen om mee te den ken, de moeite te nemen om zo'n cursus te volgen en het te proberen, hoeveel inspanning dat ook kost. In de praktijk is het leiden van projecten heel moeilijk, zeker als je dat niet gewend bent. Bij veel projecten heb je bijvoorbeeld met zes tot tien tekstschrij vers te maken die op tijd een catalogus moeten produceren, met drie of vier musea die allemaal hun eigen eisen stellen, met honderd bruikleennemers met wie de correspondentie goed moet lopen en die de dingen op tijd moeten hebben. We hebben het invoeringstraject van het projectmanagement keurig in fasen verdeeld. Maar in de praktijk is het wel even zoeken hoe je het hele proces beheersbaar houdt, hoe je het zo georganiseerd krijgt, dat er niet teveel mis gaat, hoe je de mensen zover krijgt dat ze daar alert op zijn. De grootste druk komt natuurlijk op het laatste moment, als de tentoonstelling bijna moet wor den geopend. 172 De zogenaamde programmagroep bepaalt welk projectvoorstel wel en welk niet wordt gerealiseerd en ziet erop toe dat een project in ontwikkeling eruit ziet zoals het eruit moet zien. Ze bewaakt de inhoudelijke kant en bestaat dus ook uit 'inhoudelijke' mensen. De financiële kant wordt bewaakt door de af deling financiën (Algemene Zaken). Daar wordt bekeken of het project in ont wikkeling binnen de vooraf ingediende projectbegroting blijft. De personele controle misten we tot voor kort. Medewerkers aan een project hebben ook hun reguliere taken, waar een heleboel tijd in gaat zitten. Om de mensen de gelegenheid te geven in de nodige rust die reguliere taken uit te voeren, hebben we nu een systeem van werkplanning per medewerker ingevoerd, zodat ieder een van zichzelf te weten komt hoeveel tijd hij in projecten stopt en hoeveel tijd in zijn reguliere werk. Of we daarmee het reguliere werk kunnen afscher men weet ik niet, omdat projecten aan deadlines zijn gebonden: als een ten toonstelling af moet, dan moet ie af. Wetenschappelijk medewerkers, conservatoren en coördinatoren Taakverschuivingen en organisatorische veranderingen leveren spanningen op tussen medewerkers met een vakinhoudelijke functie, die een kunsthistorische achtergrond hebben, en medewerkers met een organisatorische functie, die op organisatorisch gebied een opleiding hebben gehad. Die spanningen leidden af en toe tot strubbelingen. Onder de kunsthistorici leefde sterk het idee, dat mensen met een organisatorische functie alleen maar behoefden uit te voeren wat zij, de wetenschappers, bedacht hadden, dat het mensen waren die achter een tekstverwerker zaten en brieven verstuurden en dat was het dan. Diezelfde organisatiemensen hebben nu een veel belangrijker rol.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 31