Anita Groeneveld deed in Rotterdam haar kandidaatsexamen economie en daar na in Delft doctoraal bedrijfskunde. In 1980 ging ze bij wvc werken als junior organisatieadviseur. 'Hoewel ik alleen nog maar een theoretische achtergrond had, werd van mij verwacht dat ik meteen al managers van enig niveau ging adviseren. Dat was een moeilijke omslag, zeker toen de adviesafdelingen van wvc onder druk kwamen te staan. Ik moest echt op mijn tenen lopen en ver sneld met vallen en opstaan leren hoe ik me in de ambtelijke wereld van het departement kon handhaven. Daarbij heb ik veel gehad aan de vakopleiding voor organisatieadvieswerk van het roi, een integrale opleiding, waarin je een jaar lang in blokken van een maand verschillende aspecten van het advieswerk leerde kennen.' Ze bleef zeven jaar bij wvc, waarvan de laatste jaren als senior-adviseur. In die tijd was ze een jaar lang interim-manager van de afdeling systeemont wikkeling. 'Voor mij was dat een goede mogelijkheid om daadwerkelijk bij alle facetten van de automatisering betrokken te zijn, een element dat ook in het advieswerk steeds belangrijker werd. Veranderingen die ik in het advies werk meer vanaf de zijlijn meemaakte, kon ik nu heel concreet zelf realiseren. Ik merkte dat ik dat eigenlijk heel leuk vond en dat ik het nog niet eens zo slecht deed.' In die tijd, toen het advieswerk bij wvc dus onder druk stond, ging ze na denken over wat ze nu eigenlijk wilde: adviseur blijven, overstappen naar een extern bureau of iets anders doen. 'Ik ben toen ook eens gaan praten met een aantal mensen binnen het culturele veld, dat ik altijd al leuk had gevonden, en toen bij de rbk begin 1987 de functie van hoofd Algemene Zaken vacant werd, ben ik daar ingestapt.' De Rijksdienst Beeldende Kunst is gevestigd aan het Plein 23 in Den Haag. Directeur is drs. R. R. de Haas. De onder zijn beheer staande dienst telt meer dan zestig formatieve krachten en een groot aantal niet formatieve medewerkers. keüjke drie instellingen in te herkennen waren. Er was een afdeling Collecties of Collectiebeheer, die zich richtte op de aanvulling, conservering, ontsluiting en bruikleengeving van de rijkscollectie, naast een afdeling Cultuurbehoud, en dan de afdeling Presentatie Binnenland, die zich ging richten op het Neder landse museale circuit, en de afdeling Presentatie Buitenland, die zich met bui tenlandse presentaties bezighield. Daaromheen waren er drie ondersteunende afdelingen: een afdeling Informatievoorziening, een afdeling Algemene Tech nische Ondersteuning, die zich sterk richtte op de produktie van tentoonstel lingen in materiële zin, en de afdeling Algemene Zaken, die de financiële taak, de personeelstaak en, als ik het goed heb, ook de huisvestingstaak onder zich had. Al heel snel bleek, dat er aanpassingen noodzakelijk waren, niet alleen in de manier waarop functies werden ingevuld en mensen werden ingezet, maar ook in de afdelingsstructuur. Dat had te maken met veranderingen in het be leid en in de manier waarop het beleid moest worden uitgevoerd. Voor 1985 was er al een paar jaar gediscussieerd over de vraag hoe in het veld van de beel- 170 dende kunst een instelling vorm kon worden gegeven die de musea kon on dersteunen en het museale aanbod kon aanvullen. Na 1985, toen die instelling er dus was, is die discussie voortgezet. En nog steeds veranderen de taken van de rbk, althans de deeltaken, en de manier waarop die taken worden uitge voerd. Een ander gebruik van de collectie Bij collectiebeheer lag vroeger de nadruk op behoud en conservering. Sinds we bepalen welke van de door ons beheerde kunstvoorwerpen bijzondere cul turele waarde hebben (bestemd voor museaal gebruik), maken we van die bestanddelen van de collectie een veel actiever gebruik, vooral door het geven van bruiklenen. Dat heeft consequenties voor de inzet van conservatoren (de kunsthistorici) en de restauratoren. Hun reguliere beheerstaken moeten wor den afgeschermd. Daarom hebben we de bruikleenfunctie binnen de afdeling collecties nu apart georganiseerd. Een andere ontsluiting van de collectie Ook de verantwoordelijkheid voor registratie en publicatie is nu, en om de zelfde reden, binnen de afdeling apart georganiseerd. Bij deze deeltaak, en voor al op het gebied van de ontsluiting, heeft zich ook een grote omslag voltrok ken. Dit heeft te maken met het opzetten van een geautomatiseerd collectieinformatiesysteem. Hiervoor waren verschillende aanleidingen. We kregen op een gegeven mo ment, toen nog in het kader van de bkr, zoveel werk binnen, dat we niet meer handmatig konden ontsluiten. Bovendien moesten we ingevolge het kb aan gaande de zorg voor objecten van culturele waarde gaan vaststellen en registre ren, welke van de door ons beheerde kunstvoorwerpen bijzondere culturele waarde hadden en welke niet. En daar kregen we vorig jaar nog eens een ver huizing van de depots overheen, wat ons dwong ter plekke de spullen te lokali seren, eenvoudig omdat we ze anders kwijt zouden zijn. Er zijn plannen gemaakt voor een totaalmodel, een geautomatiseerd sys teem, waaraan je beheersvragen en wetenschappelijke vragen zou kunnen stel len. Maar dan loop je er bij automatisering al snel tegenaan, dat je niet alles tegelijk kunt doen. Je moet faseren, je moet het proces beheersbaar houden, je moet niet te lang discussiëren zonder dat je mensen resultaten zien. We heb ben dus gezegd: in eerste instantie doen we het simpel en snel. We voeren eerst de beheersgegevens in, zodat alles tenminste zichtbaar is en we overal bij kun nen. Dat was op zich al een groot automatiseringsproject, dat dagelijks frustra ties opleverde omdat er steeds gegevens werden gevraagd die er nog niet inza ten. Maar we hebben het gered. We kunnen nu alles wat we hebben lokaliseren. Met de beheersgegevens kunnen we nu ook een bestandscatalogus samenstel len, waarmee we wetenschappelijk onderzoek mogelijk kunnen maken. Nu kun nen we erover discussiëren, in hoeverre je met deze beheersgegevens kunt vol staan en in hoeverre je ze ten behoeve van je wetenschappelijk onderzoek moet aanvullen. 171

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 30