b bijzondere maatstaven vaststelt voor de geheimhouding dan wel bijzondere categorieën van deze archivalia aanwijst voor geheimhouding; 4 commerciële of financiële informatie bevatten die onder voorwaarde van ge heimhouding van een individuele persoon verkregen is; 5 vertrouwelijke mededelingen bevatten ten aanzien van gevraagd en gegeven advies, tussen de president en zijn adviseurs of tussen de adviseurs onderling; 6 persoonlijke en medische of soortgelijke dossiers zijn waarvan de openbaar making een duidelijk ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.' Archiefbescheiden die niet binnen een van deze zes categorieën vallen, worden openbaar hetzij vijfjaar nadat zij aan de National Archives zijn overgedra gen, hetzij - wanneer ze binnen die termijn geïnventariseerd zijn-zodra de inventarisatie voltooid is. Wanneer archiefbescheiden niet langer onder een openbaarheidsbeperking krachtens de zes categorieën vallen, worden ze even eens openbaar hetzij na een termijn van vijf jaar hetzij na voltooiing van de inventarisatie. Daarna worden de archieven beheerd overeenkomstig de regels voor de openbaarheid van de Freedom of Information Act. Ronald Reagan is de eerste president van wie de archieven onder de bepalin gen van de Presidential Records Act van 1978 zullen vallen. Hoe deze wet in de praktijk toegepast gaat worden is nog onbekend, maar hij biedt in combi natie met de Freedom of Information Act een ruime garantie voor de bescher ming van de privacy van de in de archieven vermelde personen. Voor archieven van de vice-president gelden dezelfde regels als voor de ar chieven van de president; alleen hebben de National Archives de vrijheid om archieven van een vice-president onder te brengen in een niet-federaal depot. 6 Slot Zoals uit het voorgaande blijkt is de verhouding tussen federale archieven, pri vacy en overheidsfunctionarissen zeer veelomvattend. Uit het federale bestuurs systeem volgt dat federale wetten op het gebied van de openbaarheid en de privacy alleen gelden voor de federale bestuurslaag, niet voor de bondsstaten en plaatselijke besturen. De drievoudige opbouw van de federale overheid (uit voerend, wetgevend en rechtsprekend) brengt mee dat wetten met betrekking tot een deel van het overheidsgebouw niet behoeven te gelden voor de andere delen, zoals het geval is met de Freedom of Information Act en de Privacy Act die alleen van kracht zijn voor organen van de uitvoerende overheid. Daar naast betekent een lange traditie van scheiding tussen persoonlijke papieren van individuele functionarissen en officiële archieven van instellingen, dat rech ters en leden van het Congres hun privacy beschermen door hun ambtelijke archieven mee naar huis te nemen en ze aan handschriftenverzamelingen te schenken onder voorwaarden die de bescherming van de privacy garanderen. Ten slotte maken functionarissen binnen de organen van de uitvoerende over heid onderscheid tussen persoonlijke papieren en ambtelijke archieven over eenkomstig maatstaven die bepaald zijn door jurisprudentie over de Freedom of Information Act, terwijl presidenten en vice-presidenten dit onderscheid maken aan de hand van de bepalingen van de Presidential Records Act van 1978. 166 In de bijna honderd jaar sedert Warren en Brandeis hun artikel over privacy schreven, heeft dit begrip door jurisprudentie, wetgeving en discussie vaste om lijning gekregen. Voor archivarissen blijft de bescherming van het recht op privacy van individuele personen een ingewikkelde en moeilijke aangelegen heid, die echter fundamenteel is voor een professioneel beheer van hun verza melingen. In een maatschappij die waarde hecht aan de privacy van het indivi du vereist onze beroepsethiek dat wij waakzaam zijn op het gebied van de bescherming van die privacy. Noten Ee-"gepubliceerd in Janus (1987-2). Ver door F. R. C. Burghardt. 1 .teikzaam bij de National Archives and Re cords Administration, Washinghton, dc. 2 Zie a. E. dick Howard, 'The Supreme Court and Modern Lifestyles', in: The Wilson Quar terly n:2 (voorjaar 1978), 55-66. 3 Zie SAMUEL WARREN en LOUIS BRANDEIS, 'The Right to Privacy', in: Harvard Law Review 193 (1890). 4 Zie 62 Am. Jur. 2D, 'Privacy', par. 2. 5 Zie Prosser on Torts, geciteerd in 62 Am. Jur. 2D, 'Privacy', par. 1. 6 Zie 5 use 552. 7 Ministerie van Buitenlandse Zaken contra de Washington Post, 456 us 595 (1982). 8 5 use 552a. 9 Bureau of National Affairs, Inc. tegen het United States Department of Justice, 742 F.2d 1484 (d.c. Cir. 1984). De criteria zijn vastge legd in us Department of Justice, foia Update, v. 5, no. 4 (herfst 1984), 3-4. De tien criteria zijn gebaseerd op de aard van de vorming, de inhoud, het doel, de verdeling, het gebruik, het onderhoud, de selectie voor bewaring, het be heer, de screening en herziening van het be trokken document. 10 Zie het Final Report van de us National Study Commission on Records and Documents of Fe deral Officials (Washington, d.c.: Government Printing Office, 1977); anna kasten nelson, ed., The Records of Federal Officials A Se lection of Materials from the National Study Commission on Records and Documents of Fe deral Officials, New York Garland Publish ing, 1978. 11 Presidential Recordings and Materials Preser vation Act, 44 u.s.c. 2111 noot (deze paragraaf werd voorheen aangeduid met 44 u.s.c. 2107 noot). De meest recente voorgestelde reglemen ten, inclusief verwijzingen naar desbetreffende jurisprudentie, zijn te vinden in het Federal Register, v. 50 (29 maart 1985), 12575. 12 Presidential Records Act uit 1978, 44 u.s.c. 2201 e.v. 167

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 28