kamer gevormde documenten worden als persoonlijk aangemerkt, rechters ne men hen mee wanneer zij het ambt verlaten en ze worden betrekkelijk vaak aan handschriftencollecties geschonken. In dat geval beschermen de rechters hun privacybelangen door middel van bepalingen in de schenkingsakte. Het is vrijwel nooit ter sprake geweest dat de papieren van rechters onderdeel zou den moeten zijn van de officiële archieven van rechtbanken en toegankelijk krachtens een formele regeling van hun openbaarheid. 5 Presidential Records Act Sinds George Washington hebben de presidenten hun archieven als persoon lijk eigendom beschouwd tot de Presidential Records Act van 1978 van kracht werd. Deze presidenten namen hun archieven mee naar huis wanneer hun ambtstermijn voorbij was. Veel van deze verzamelingen documenten kwamen in de afdeling Handschriften van de Library of Congress terecht, door aan koop of door schenking. De documenten van de presidenten van Herbert Hoo ver (1929-1933) tot Jimmy Carter (1977-1981) (met uitzondering van Richard Nixon) zijn aan de National Archives geschonken en worden beheerd over eenkomstig de bepalingen van de overdrachtsakten opgesteld door de presi denten of hun erfgenamen. Deze overdrachtsbepalingen hebben altijd beper kende bepalingen bevat ten dienste van de privacy van de president, zijn familie en andere in de documenten vermelde personen. Waar het om gaat is echter dat de presidenten bepaalden welke voorwaarden er voor de openbaarheid zou den gelden en hoewel er een zeker patroon ontstond, waren er geen wettelijke regels waar de presidenten zich aan dienden te houden bij de regeling van de openbaarheid van hun archieven. Hoewel dit privilege van de president altijd enigszins controversieel was, had deze situatie voor onbepaalde tijd kunnen blijven bestaan als daar niet de ge beurtenissen waren geweest rondom het aftreden van Richard Nixon. De ge dachte dat Nixon beperkende bepalingen kon leggen op de openbaarheid van zijn archief en dat hij, zoals de voormalige president van plan was, een gedeel te ervan kon vernietigen, was meer dan het Congres en de bevolking konden verdragen. Dientengevolge nam het Congres een wet aan waarbij het archief- Nixon in beslag werd genomen en een studiecommissie werd ingesteld om aan bevelingen op te stellen voor de toekomstige beschikking over de archieven van federale overheidsfunctionarissen." Op grond van het rapport van de commissie nam het Congres in 1978 de Presidential Records Act aan.12 Even als de Nixon Act tracht deze wet te definiëren welke door en voor een presi dent gevormde documenten zijn persoonlijk eigendom zijn en welke overheids archief. De door het Congres in de Presidential Records Act aanvaarde definitie luidt: Onder de term persoonlijke documenten is te verstaan alle documentaire ma teriaal, of enig redelijkerwijs daarvan af te scheiden gedeelte, van een zuiver particuliere of niet-openbare aard dat geen verband houdt met of uitwerking heeft op de uitoefening van de constitutionele, wettelijke of andere officiële of ceremoniële taken van de president. Deze term omvat: 164 a agenda's, dagboeken of andere persoonlijke aantekeningen dienend als func tioneel equivalent van een agenda of dagboek, welke niet opgemaakt of ge bruikt worden ten dienste van, dan wel verspreid of medegedeeld tijdens het verrichten van regeringshandelingen; B materiaal met betrekking tot persoonlijke politieke bindingen dat geen ver band houdt met of rechtstreekse uitwerking heeft op de uitoefening van de constitutionele, wettelijke of andere officiële of ceremoniële taken van de Pre sident; C materiaal dat uitsluitend betrekking heeft op de verkiezing van de persoon van de President tot het presidentschap; en materiaal rechtstreeks betrekking heb bend op de verkiezing van een specifieke persoon of personen in federale, staats- of plaatselijke overheidsfuncties, dat geen verband houdt met of rechtstreek se uitwerking heeft op de uitoefening van de constitutionele, wettelijke of an dere officiële of ceremoniële taken van de president.' Een bijzonder probleem in zowel de regelingen voor de documenten van Nixon als de debatten over de Presidential Records Act was welke documenten met betrekking tot de politieke activiteiten van de president als ambtelijk archief beschouwd moesten worden en welke als persoonlijk. Hoewel de discussie hier over nog niet geheel gesloten is, is men het er in het algemeen wel over eens dat er enkele 'openbare politieke' functies bestaan, zoals bijeenkomsten met partijvoorzitters over wetgevingsprocedures, en enkele 'particuliere politieke' functies als het storten van geldelijke bijdragen. Het onderscheid is echter vaag. Ten aanzien van die papieren die als persoonlijk beschouwd worden kan de president volledig handelen naar het hem goed dunkt, zoals zijn voorgangers tweehonderd jaar lang gedaan hebben. In deze papieren wordt de privacy door de president beschermd en als de papieren aan een instelling geschonken wor den wordt de overdracht vastgelegd in een schenkingsakte die vrijwel zeker beperkende bepalingen ten behoeve van de privacy zal bevatten. De presidentiële documenten die tot het ambtelijk archief gerekend worden zullen na afloop van zijn ambtstermijn overgedragen worden aan de National Archives. In de Presidential Records Act heeft het Congres specifieke bepa lingen laten opnemen die de openbaarheid van deze archieven regelen. Een pre sident mag voor bepaalde delen van het archief beperkende bepalingen opleg gen voor ten hoogste twaalf jaar. De definities van de categorieën binnen dit archief waarvoor de president gedurende twaalf jaar de openbaarheid kan be perken, zijn door het Congres in bewoordingen vervat die nauw aansluiten bij de uitzonderingscategorieën van de Freedom of Information Act. Onder deze categorieën vallen archiefbescheiden die: Ia volgens criteria vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur specifiek aan gewezen zijn voor geheimhouding in het belang van de nationale verdediging of buitenlandse politiek, en B dienovereenkomstig geclassificeerd zijn; 2 betrekking hebben op benoemingen op federaal bestuursniveau; 3 nadrukkelijk uitgesloten zijn van openbaarmaking krachtens een wet (anders dan de paragrafen 552 en 552b van titel 5 van de United States Code), mits een dergelijke wet a bepaalt dat de betrokken archivalia volledig en zonder uitzondering aan de openbaarheid onttrokken worden, of 165

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 27