ven van Californië tot Massachusetts werden bezocht. De gids vormt een on
misbare primaire toegang voor allen die zich met de geschiedenis van de Ame
rikaanse kolonie bezig willen houden.21
Het New Netherland Project heeft zich in zijn vijftienjarig bestaan ondanks
zijn bescheiden materiële en personele omvang ontwikkeld tot hét onderzoeks
centrum voor de Nederlandse geschiedenis van koloniaal Amerika. Zo wor
den er cursussen gegeven in zeventiende-eeuws Nederlands en in oud schrift,
vindt er een jaarlijks congres plaats onder de titel Rensselaerswijck Seminar
en wordt er sinds 1985 een lowprofile mededelingenblad uitgegeven voor alle
belangstellenden in de Nieuw-Nederlandse geschiedenis, de Nieuw Nederlandse
Marcurius, genoemd naar de enige krant die ooit in de kolonie verscheen, maar
waarvan helaas nog geen exemplaren boven water zijn gekomen. Zeer belang
rijk is ook het beleid van de projectleiding om elders in de vs berustende ar
chivalia zoveel mogelijk in kopie of op microfilm in Albany beschikbaar te
stellen.
De financiering van het Project is een steeds terugkerend probleem. Het eerste
jaar werd gestart met een subsidie van de staat New York, in latere jaren is
men vooral afhankelijk geworden van de bijdragen van een belangrijk fede
raal fonds, de zogenaamde National Endowment for the Humanities, die drie
jarige subsidies verstrekt. De betreffende subsidies worden echter pas defini
tief wanneer de ontvangende instelling zelf voor een even groot bedrag uit andere
middelen zorgt, de zogenaamde 'matching grant'. Tot nu toe heeft het Pro
ject op die wijze steeds het hoofd boven water kunnen houden; niet in de laat
ste plaats door op vaak uiterst inventieve wijze grote en kleine sponsors uit
de Verenigde Staten en uit Nederland te interesseren. Zo werd in 1986 alleen
al 20.000 dollar overgehouden van de inkomsten van het jaarlijks in New York
City gehouden Stuyvesant Ball. Tot de Nederlandse sponsors behoren onder
andere het Prins Bernhard Fonds, amev, Elsevier, het ministerie van Onder
wijs en de Rabobank.
Eerst in 1987 kwam de financiering van het Project op wat meer solide basis
te rusten: de National Endowment kwam toen over de brug met een schenking
van 50.000 dollar ineens, en er volgde een aanbod om nog voor 82.000 dollar
een matching grant te verstrekken over een periode van vier jaar.
Om de sponsoring van het Project op professionelere leest te schoeien, en
om meer vorm en inhoud te geven aan de betrokkenheid van onderzoekers' uit
allerlei disciplines bij het werk van het project, werd in 1987 een steunorgani
satie in het leven geroepen, de Friends of the New Netherland Project. In het
zelfde jaar ontvingen de Friends een aanzienlijke donatie van het lid Andrew
Hendricks, waardoor men in staat werd gesteld voortaan jaarlijks een prijs
voor het beste ongepubliceerde manuscript op het gebied van Nieuw-Nederland
uit te reiken. Dezelfde Hendricks is ook voor een belangrijk deel verantwoor
delijk voor de financiering van de bouw van het schip de Halve Maen, waar
aan thans in Albany druk gewerkt wordt. Ook speelt hij een belangrijke rol
in de organisatie van het dit jaar te vieren New Netherland Festival, een festi
val met exposities, lezingen, en talloze andere aktiviteiten waarbij de aandacht
wordt gevestigd op het feit dat de Nederlanders in vijf staten de eerste kolo
nisten leverden, namelijk in New York, New Jersey, Delaware, Pennsylvania
en Connecticut. Het idee om de onrechtvaardige behandeling die de kolonie
150
Het immense Empire State Plaza in het centrum van Albany. In het midden van de
foto bevindt zich het Cultural Education Center waarin onder andere de
New York State Archives, de New York State Library en het New York State
Museum zijn gehuisvest. De grote kantoren aan dit plein zijn door ondergrondse
winkelstraten met elkaar verbonden.
Foto: Jan Folkerts
vroeger van Amerikaanse historici ten deel viel thans recht te zetten door met
een van schietklare kanonnen voorziene Halve Maen naar de plek op te sto
men waar ooit het Nederlandse fort De Hoop lag, en thans het typische Yankee-
bolwerk Hartford - hoofdstad van de staat Connecticut - mag wellicht som
mige heethoofden aanspreken, maar moet vooralsnog niet serieus worden op
gevat.
Bij al deze Amerikaanse aandacht voor het Nederlandse verleden van New York
is het merkwaardig te moeten vaststellen dat van Nederlandse zijde voor dit
bijzondere stukje overzeese geschiedenis recentelijk niet veel belangstelling is
getoond. Uitzonderingen worden gevormd door de uiteenlopende bijdragen
die onder andere de Amsterdamse gemeentearchivaris S. Hart, P. C. Emmer,
E. van den Boogaart en de Leidse hoogleraar Amerikaanse geschiedenis
J. W. Schulte Nordholt in de afgelopen twee decennia leverden.22 Maar ver
der lijkt ook hier op te gaan wat voor de Nederlandse geschiedschrijving van
de vroeg-moderne tijd in zijn algemeenheid geldt namelijk dat al dan niet
geslaagde pogingen tot synthese van detailstudies en de analyse van de 'grote
lijnen' in de Nederlandse geschiedenis vaak door buitenlanders worden gedaan.
De culturele kloof tussen New England en het voormalige Nieuw-Nederland
in de zeventiende en vooral de achttiende eeuw vindt als het ware zijn voort
zetting in de vaak typisch Angelsaksische benadering waarvan sommige stu
dies over Nederlands New York getuigen. In het doorbreken van stereotypen
die uit deze benaderingswijze voortvloeien zou een belangrijke Nederlandse
bijdrage aan dit bijna vergeten hoofdstuk van onze geschiedenis kunnen lig-
151
itlllMIIIIIIII