tract worden de uit te voeren werkzaamheden, tijdsduur en de kosten vastge legd. Vanwege de Stichting worden de werkzaamheden begeleid. Kwaliteit van het te leveren product staat voorop. Uitbesteding van archiefwerkzaamheden behoeft voor de archivaris geen bedreiging te vormen, mits deze aan zijn werk gever duidelijk weet te maken, dat het werk moet worden uitgevoerd overeen komstig door hem te stellen kwaliteitseisen. 6 Discussie Zowel na de ochtend- als middaglezingen werd druk gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot discussie. Betreffende het voor-ontwerp van wet kwam de vraag aan de orde of de over brengingstermijn opgeschort mag worden. Wat de gemeentearchieven betreft kan dit slechts na machtiging van gedeputeerde staten, en dan voor ten hoog ste tien jaren. In het ontwerp worden van de twintigjarige termijnen uitgezon derd de nog veelvuldig te raadplegen bescheiden, personele dossiers en nog geldende vergunningen. Voor de uitvoering van de verkorting van de over brengingstermijn (eenmalige inhaaloperatie) is een overgangsperiode van vijf tien jaren in het ontwerp opgenomen. De mening van Van der Woude, dat alle bescheiden van een afgesloten pe riode overgebracht dienen te worden naar de archiefbewaarplaats, wordt ge deeld. De vraag of vernietigbare stukken ook moeten worden overgebracht wordt door Ketelaar ontkennend beantwoord, door Van der Woude eveneens, evenwel met de bemerking, dat op uitdrukkelijke wens van de archivaris deze worden overgedragen. Hij zegt nogmaals voorstander te zijn van overdracht van het gehele bestand. Wanneer dit bij de administratie zou leiden tot prakti sche problemen, dient gezocht te worden naar andere oplossingen, bijvoor beeld verfilming ten behoeve van de administratie. Drs. H. Bordewijk zegt de indruk te hebben gekregen, dat bij gemeenten zich geen grote problemen zullen voordoen ten gevolge van de verkorting van de overbrengingstermijn. Een door Ketelaar onder de aanwezigen gehouden mini- enquête wijst uit, dat een dertigjarige termijn reeds bestaat in ongeveer twin tig gemeenten, een twintigjarige termijn in een achttal gemeenten. Er wordt op gewezen, dat bij gemeenten zonder archivaris het probleem van overbren ging zich niet voordoet, omdat er slechts één ruimte is waar statisch en semi- statisch archief zijn opgeborgen. Problemen zullen zich het meest voordoen, waar nog geen sprake is van regelmatige overbrenging. De hier en daar zich zeker voordoende problemen mogen niet gebagatelliseerd worden, maar wat de gemeenten betreft bestaat de indruk dat geen sprake is van grote omvang rijke problemen. Drs. J. Dijkstra wijst erop, dat bij het rijk en de provincie de problemen groter zijn dan bij de gemeenten. Hij meent, dat vanwege de efficiency het beter is de voor vernietiging in aanmerking komende archieven afzonderlijk te plaat sen en de te bewaren archieven de hoogste prioriteit te geven. Ketelaar wijst erop, dat dit bij het rijk al gebeurt. Deze waarschuwt ervoor, dat de archiefin spectie zich bij haar taak niet mag beperken tot de overbrengingsproblema- tiek, maar er ook op moet toezien dat de lopende archieven in goede en ge ordende staat worden bewaard. 130 Naar aanleiding van de door Schimmelpenninck van der Oije voorgestelde ver gaande samenwerking tussen archief en registratuur en dan met name de taak van de archiefinspecteur wordt gesproken over het doorberekenen van de kos ten voor de geleverde diensten. De meningen daarover zijn verdeeld: broekzak vestzak of zichtbaar maken van de kosten. In dit kader wordt opgemerkt, dat het in het algemeen een goede zaak is, dat kosten zichtbaar worden gemaakt en dat op die manier gestreefd kan worden naar kwalitatieve en kwantitatieve normering van het totale pakket van werkzaamheden van een archiefdienst met daarbij gevoegd een taakstellend budget. Schimmelpenninck van der Oije herhaalt zijn pleidooi voor een intensieve samenwerking tussen registratuur en archiefdienst om zo samen iets te presteren binnen de gemeente. Aan de sprekers, die over 'uitbesteding van taken' hebben gesproken, wor den vragen gesteld over het tijdelijk karakter van de projecten (variërend van zes maanden tot vijf jaren) en de omvang van de te bewerken archieven. Rooij- akkers en Van der Vlis antwoorden, dat de opdrachtgevers bepalen welke pro jecten worden uitbesteed. Externe deskundigen kunnen constant aan het pro ject blijven werken; de productie is daardoor hoger dan in geval het eigen personeel het karwei moet klaren. De tijdsduur is afhankelijk van het soort archief, dat moet worden bewerkt, en van de financiële afspraken. In het alge meen is het moeilijk aan te geven hoeveel archief bijvoorbeeld per dag wordt verwerkt. Dit is afhankelijk van vele factoren. Rooijakkers duidt met de nodi ge voorzichtigheid een gemiddelde van 1,5 m1 per dag aan. Tevoren worden duidelijke afspraken gemaakt welke diensten worden aangeboden en tegen welke prijs. De opdrachtgever weet waar hij aan toe is. Externe bureaus worden ingeschakeld in 'nood'-situaties. De opdrachtge ver wil tegen een zo'n laag mogelijke prijs het werk verricht zien. Een vraag is of inventarisatie van de archieven op de klassieke manier dan nog wel moge lijk is. Zowel de Stichting Archiefverzorging als het Buro Den Boer stellen hoge kwaliteitseisen aan hun medewerkers, respectievelijk hoger en middelbaar archiefambtenaar en sod. De grote achterstand in de bewerking van de archie ven dwingt tot hoger tempo en andere wijze van werken. De ervaring van de medewerkers met soortgelijke archieven spreekt natuurlijk in hun voordeel. De Stichting Archiefverzorging heft een tarief van circa ƒ300,per dag voor een middelbaar archiefambtenaar en circa ƒ500,voor een hoger archiefamb- tenaar (exclusief btw). De Stichting werkt kostendekkend zonder winstbejag. Drs. B. J. van der Saag zegt moeite te hebben met het werken van de Stich ting Archiefverzorging in gemeenten, waar geen archivaris is. Hij vreest dat die gemeenten, waar de klus door de Stichting is geklaard, zeer moeilijk zullen zijn te brengen tot aanstelling van een archivaris of tot aansluiting bij een streek archiefdienst. Van der Vlis zegt, dat het nu eenmaal zo is, dat gemeenten, die een beroep doen op de Stichting, niet bereid zijn structurele uitgaven te doen ten behoeve van het archief, kennelijk wel tot incidentele uitgaven. Wanneer de Stichting het werk niet doet, gebeurt er niets. Het kan zelfs zijn, dat ge meenten door de ervaring met de Stichting begrip krijgen voor het werken aan de archieven en wellicht op termijn wel gaan denken aan een gereguleerd ar chiefbeheer. 131

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 10