De aangebrachte cesuren corresponderen niet altijd met institutionele wisse lingen, want zoals Pietersma het in zijn inleiding (deel n, 307) stelt, is een ver andering van bestuur ondergeschikt aan een verandering in de administratie en de daarmee samenhangende archiefvorming. De in Friesland gehanteerde einddatum van 30 november 1813 'is archivistisch tamelijk gekunsteld, hoe wel in de praktijk zeer goed doorvoerbaar' (deel II, 384). Ook hier bleek geen werkelijke keuzevrijheid te bestaan, omdat een andere inventarisator, voor het provinciaal archief, 2 december 1813 als begindatum had aangehouden. Qua ordeningssystemen is vrijwel overal de klassieke tweedeling 'stukken van algemene aard' en 'stukken betreffende bijzondere onderwerpen' gehan teerd, eventueel overkoepeld door een organisatorische indeling (archief van de prefect van Friesland). De Zuidhollandse verantwoording dat in de eerste afdeling (Algemeen) ook stukken zijn ondergebracht die zich niet naar hun inhoud lieten specificeren (deel ii, blz 41) komt op mij wat zwak over. Moet ik daar onder andere de 'octrooien' (deel I, PR 56 en 57) toe rekenen? Hier was toch wellicht een indeling naar overheersend inhoudsbestanddeel moge lijk geweest, bijvoorbeeld bij 'Handel en Nijverheid'? Dit brengt mij overi gens wel bij de opmerking dat ik de verantwoording op dit terrein, ook ten aanzien van wel of niet opgenomen archieven, in Zuid-Holland duidelijker en uitvoeriger vind dan in Friesland. Zuid-Holland geeft ook precies aan hoe ar chieven van commissies, comité's en andere organen een plaats in de inventa ris naar gelang van hun grotere of kleinere zelfstandigheid hebben gekregen. Slotopmerkingen Aan de hand van het in de voorgaande paragrafen opgemerkte wil ik plei ten voor een projectmatige aanpak vooraf van de inventarisatie van verwante bestuurs- en particuliere archieven (bijvoorbeeld van functionarissen). Het lijkt mij zinnig om bij de beoordeling van de gebruiksvriendelijkheid een chef stu diezaal te betrekken. Het zou ook de moeite waard zijn permanent een panel van onderzoekers te formeren die concept-inventarissen beoordeelt (dit is een bekende marketingtechniek). De gedachte van Sigmond op de laatste studie dagen geuit (nab 1988, 8) voor het creëren van een bestuursorganisatorisch verslagapparaat verdient beproefd te worden; het maakt het mogelijk de bal last van uitvoerige inleidingen bij inventarissen te vermijden en alle aandacht, meer dan voorheen op de inhoudelijke ontsluiting van seriematige bestandde len te richten. De komst van computer-inventarisatie-systemen maakt die ont sluiting veel makkelijker. Voor de produktie is geautomatiseerde tekstverwer king een logisch vervolg, ook uit een oogpunt van kostenbeheersing. Het inslaan van deze weg vraagt tijd, geduld en een goede voorbéreiding, maar kan, denk ik, eindelijk tot vernieuwing van mijns inziens teveel verstarde ontsluitingsme thoden en -produkten leiden. H. B. N. B. Adam 100 Armwezen of armoede? Inventaris van de archieven van de Commissie tot bezuiniging op de kosten van het krankzinnigenwezen, 1934-1941 en de Commissie tot bezuiniging op de kosten van het ziekenhuiswezen (1934) 1935-1946 (1948). CAS-inventaris 15, Winschoten 1985. Voor historici is het een gelukkige zaak, dat de Centrale Archief Selectiedienst te Winschoten de inventarisatie van archieven van het departement van Bin nenlandse Zaken voortvarend ter hand neemt. Dit departement was namelijk verantwoordelijk voor de bemoeienis van de overheid met de maatschappij, toen vakdepartementen als Sociale Zaken, Onderwijs en Wetenschappen of Economische Zaken nog niet gevormd waren. Een volledig ontsloten Binnen- landse-Zaken-archief zal op tal van terreinen historisch onderzoek tot vijftig jaar geleden kunnen bevorderen. Een belangrijk beleidsterrein van dit ministerie was de armenzorg. De afde ling Armwezen droeg de rijksverantwoordelijkheid voor instellingen en gemeen telijke afdelingen, die zich bezig hielden met de bedeling en opvang van arm lastige burgers. In dit kader paste ook de geneeskundige armenzorg, die met name door artsen en ziekenhuizen werd uitgevoerd. Een tweede terrein betrof de in gestichten opgesloten krankzinnigen. Het departement hield zich hier niet mee bezig vanuit het oogpunt van zorg, maar vanuit het oogpunt van openba re orde: betrokkenen werden geacht een gevaar voor zichzelf of voor hun om geving te zijn. Een derde, hier relevant beleidsterrein vormden (en vormen) de gemeenten en hun financiële positie. Toen de regering in het midden van de jaren dertig alle mogelijkheden on derzocht om de overheidsuitgaven op een lager peil te brengen, waren zorg, krankzinnigenwezen en gemeentefinanciën de drie invalshoeken, van waaruit twee commissies onder leiding van de hoogste ambtenaar van het departement, secretaris-generaal K. F. Frederiks, eerst bij de krankzinnigengestichten (com missie I) en vervolgens bij de ziekenhuizen (commissie li) stappen namen om de kosten terug te brengen. De archieven van de commissies zijn enkele jaren geleden geïnventariseerd en het resultaat is in een deeltje uitgegeven. Blijkens de inleidingen heeft de auteur, wier of wiens naam merkwaardigerwijs onbekend blijft, dit werkstuk in het kader van de opleiding middelbaar achiefambtenaar vervaardigd. Hoewel het om betrekkelijk kleine archieven gaat, is er met name over de kwaliteit van de inleidingen het nodige op te merken. Deze geven namelijk on voldoende en deels ook onjuiste informatie over de historische context, waar binnen de commissies optraden. Daarnaast is geen gebruik gemaakt van gege vens die voor het begrip van de organisatie essentieel zijn en die in de commissie-archieven zelf of in het archief van de afdeling Armwezen, dat te gelijkertijd op de cas geïnventariseerd is1, eenvoudig voorhanden waren. Beide inleidingen beginnen met de zinssnede: 'De uitgaven voor de kosten van het krankzinnigen-(ziekenhuis-)wezen stegen in de loop van de jaren der tig dermate snel, dat de ministers van Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken tot de instelling van de Commissie tot bezuiniging op de kosten van het 101

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 51