Bespreking van inventarissen Bataafs-Franse archieven L. p. E. kretzschmar, p. J. MARCRY en w.E. meiboom (eindredacteuren), Ar chieven van de gewestelijke besturen in de Bataafs-Franse tijd 1795-1807 en hier mee samenhangende commissies 1782-1802. 3 dln., 22 727 blz. Inventarisreeks nr. 47, Rijksarchief in Zuid-Holland, 's Gravenhage, 1987. p. nieuwland, A. piETERSMA, o. kuipers, Inventaris van de archieven van de gewestelijke bestuursinstellingen in Friesland 1795-1813 (1815), 2 dln., 8 539 blz., 4729 inv. nrs. Monumenta Frisica nr. 47. Fryske Argyfrige, Fryske Akademy, Leeuwarden, 1988. Met een vorige recensent kan ik zeggen dat deze beide inventarissen 'al enige tijd op mijn bureau' liggen te wachten om in het Archievenblad te worden besproken. Het is wellicht een teken van veranderende tijden (en redactioneel beleid) dat, waar voor Noord-Holland (1979, 59) en Gelderland (1984, 258) per provincie een aparte recensie verscheen, nu twee provinciale uitgaven in één re censie worden besproken. Als een uiting van afnemende belangstelling voor de Bataafs-Franse tijd wil ik dit, gezien het aanstaande tweede eeuwfeest van de Franse revolutie, niet zien. Het maakt de taak van de bespreker er niet makke lijker op en de gecombineerde bespreking heeft onvermijdelijk minder gede tailleerdheid tot gevolg, hetgeen wellicht juist de redactionele opzet is. Zuid- Holland zorgde voor nog een verzwaring van mijn taak door de gedeeltelijke publicatie van de aanbiedingsrede van Kretzschmar (1987, 289), waarin de eind redacteur mogelijke kritische opmerkingen van de toen nog onbekende recen sent poogde voor te zijn. Meer dan zes jaar geleden was ik actief betrokken bij de inventarisatie van de Bataafs-Franse archieven in Gelderland. Nu terugkijkend en vergelijkend kan ik duidelijk zien wat toen beter had gekund en dat geldt in principe voor elke inventaris. Ik ben ervan overtuigd, dat elke inventarisator probeert een zo goed mogelijke toegang te vervaardigen waarin de onderzoeker kan vinden wat hij zoekt. Dat geldt mijns inziens ook volledig voor de onderhavige inventa rissen. Daarom wil ik in afwijking van de klassieke recensie niet ingaan op al lerlei inhoudelijke details, maar mij beperken tot enkele (in mijn ogen) hoofd punten en daaraan principiële vraagtekens verbinden. 96 Omvang en vormgeving Het verschil in omvang valt direct op: drie kloeke A4-delen (Zuid-Holland) tegenover twee handzame pockets (Friesland). Het typografische produktie- proces is daarvan de oorzaak: in Den Haag typen en offset-drukken, in Leeu warden geautomatiseerde professionele tekstverwerking. De inschakeling van moderne druktechnieken leidt duidelijk tot een aanzienlijke papierbesparing. Overigens is het Friese brocheerwerk niet beter dan de berucht slechte ruggen van de inventarissen van de rijksarchiefdienst. De afbeeldingen komen in de Friese inventaris door het drukprocédé ook beter tot hun recht dan die in het Zuidhollandse exemplaar. In tegenstelling tot Gelderland (op één bladzijde soms wel vijf variaties) heeft men zich in Zuid-Holland en Friesland beperkingen opgelegd bij de keuze van lettertypen. Dat is niet alleen een zegen voor de ty pistes, maar schept ook een heel rustige tekstspiegel, die voor de Zuidholland se uitgave vrijwel egaal grijs is en voor de Friese scherp gestoken zwart. Gebruiksgemak/-vriendelijkheid Zowel op de studiedagen in 1986 (nab 1987, 4) als 1987 (nab 1988, 2) is dit aspect van de toegankelijkheid, respectievelijk ontsluiting ter sprake geko men. Wat willen raadplegers tenslotte? Zij zoeken naar gegevens over in tijd begrensde onderwerpen of namen en willen zo snel mogelijk bij de stukken terecht komen waarin de gezochte gegevens waarschijnlijk voorkomen. De archieven van besturen in een bepaalde periode houden al een tijdsbe- grenzing in en dan moeten de toegangen duidelijk kunnen leiden naar de ge zochte gegevens. Ik ben geneigd het met Sigmond eens te zijn dat informatie over de archiefvormers beter in een apart overzicht kan worden opgenomen (nab 1988, 8). Dan zou kunnen worden volstaan met 'aanwijzingen voor de gebruiker', bijlagen (onder andere lijsten met functionarissen, concordanties en lijsten van trefwoorden in oorspronkelijke ingangen) en indices (op eigen namen en trefwoorden, bij voorkeur voor de gehele inventaris of per deel). De aanwijzingen voor de gebruiker dienen minimaal verwijzingen te bevat ten waar gegevens over de archiefvormer, de bestuursinrichting, het grondge bied etc. gevonden kunnen worden en hoe men stukken in het archief op on derwerp, naam of datum kan traceren (bij voorkeur in schemavorm). Tenslotte zijn mijns inziens ook verwijzingen naar concordanties met vroegere inventa risnummers en raadgeving hoe men elders (op lokaal of landelijk niveau of in particuliere archieven) aanvullende gegevens kan zoeken, onontbeerlijk. Een volgende vereiste is, vooral bij deze omvangrijke inventarisatieprojec ten, een zo groot mogelijke consistentie in de inhoudelijke vormgeving. In navolging van de Gelderse formule is in Zuid-Holland en Friesland voor het klassieke model gekozen, dat wil zeggen alle door Sigmond genoemde in formatie is verwerkt in een algemene inleiding en deelinleidingen. Dat houdt voor een raadpleger in: eerst de algemene inhoudsopgave en vervolgens de in houdsopgave per archief naslaan. Deze bewerkelijke methode kan in de Friese inventaris door slechts drie deelinventarissen beperkt blijven. De aanwijzin gen voor de gebruiker zijn summier van inhoud en komen ook niet bij elke 97

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 49