gebruik te maken van niet-archiefmateriaal en professionele ontwerpers in te schakelen en demonstraties te houden van restauratietechnieken, die ertoe moe ten leiden dat bezoekers zorgvuldiger met de stukken omgaan. Ook in Engeland deden de bezuinigingen in de jaren zeventig en tachtig ve len omzien naar andere middelen van inkomsten, zoals het sponsoren van ten toonstellingen, het houden van een winkel, het opzetten van een vriendenkring en schenkers de materiële verzorging van hun eigen archief laten bekostigen. Sewell ging ook kort in op het nieuwe materiaal dat voor de deur van de archieven staat. Hij vroeg zich af of we ons passief of actief moeten opstellen tegenover audio-visueel materiaal. Moeten wij zelf interviews afnemen en audio visuele produkties maken of moeten we alleen hetgeen door anderen is ver vaardigd opnemen met alle problemen van berging, beschikbaarstelling, cata logisering en copyright? Zijn ervaring met de computer was, dat de op de computer aangeleverde bescheiden moeilijker te raadplegen zijn dan die op papier het archief binnen komen. Hij zag de computer wel als een nuttig hulpmiddel bij inventarisatie en indicering en bij de uitwisseling van gegevens tussen archieven onderling. Tot slot merkte hij op dat wanneer de archivarissen zich niet in hun ivoren toren terugtrekken, of, meer realistisch, in hun stoffige depots, dan gaat het archiefwezen een goede tijd tegemoet. De publieke belangstelling is gunstig voor de archieven evenals de huidige openbaarheid van bestuur. Bovendien hebben de vele bestuurlijke reorganisaties het archiefwezen in Engeland vrij wel onberoerd gelaten. Als tweede sprak dr. Wolfgang Löhr, gemeentearchivaris van Mönchenglad- bach, over 'Archiv und Verwaltung'. Bij een onderzoek van de Universiteit van Keulen was aan het licht gekomen dat circa 80% van de beheerders van archieven vond dat de archieven, het 'geheugen' van de bestuurders, beter ge bruikt dienden te worden. De verhouding tussen het archiefwezen en de administratie schijnt in Duits land nogal te wensen over te laten. Hoewel reeds op de eerste archiefdag in 1899 in Straatsburg werd gesproken over het invoeren van de inspectie door het Staatsarchief op de lopende archieven van de lagere overheden, is die nooit goed van de grond gekomen. Voor de gemeentearchieven werd het toezicht op de archieven van de beheerseenheden in 1954 geregeld, maar niet afdoen de. Tevens werd toen voor de gemeenteadministraties de zaaksgewijze orde ning ingevoerd. Tweederde van de gemeenten ging er toen ook daadwerkelijk op over. In 1984 werd er nog eens uitdrukkelijk op gewezen dat, daar de daar voor in aanmerking komende bescheiden van de gemeenteadministraties uit eindelijk in het gemeentearchief terecht komen, het wenselijk is dat in overleg met het archiefwezen reeds bij het vervaardigen van de stukken maatregelen worden genomen die de overdracht zullen vergemakkelijken. In de praktijk schijnt dit in Duitsland nog veel te wensen over te laten. De archieven missen het personeel om aan records management te doen en de beherende instanties weigeren soms hun daarvoor in aanmerking komende archieven aan het ge meentearchief over te dragen. Als derde spreker zou de gemeentearchivaris van New York optreden, maar 48 daar hij niet aanwezig bleek te zijn, vertelde Larry Hackman, directeur van de New York State Archives and Records Administration, iets over het Ame rikaanse archiefwezen.1 Na de drie sprekers vond een levendige discussie plaats, die zich vooral toespitste op de bemoeienis van de gemeentearchieven met de lopende administratie. De nestor van de Franse gemeentearchivarissen, mevrouw M. Mestayer uit Dou- ai, vertelde hoe de meer dan driehonderd gemeentearchieven worden gecon troleerd door de Direction des Archives de France. Maarschalkerweerd legde de werking van archiefinspectie in Nederland uit. Boomgaard ging in op het geen Löhr had gezegd en memoreerde dat het Amsterdamse gemeentearchief de registratuur te hulp komt met menskracht, maar dat daarvoor wel een re kening wordt gepresenteerd. Op donderdag 25 augustus vond 's middags de tweede plenaire zitting plaats. De voorlopige voorzitter dr. Fritz Lendenmann (Zürich) verhaalde de geschie denis van de oprichting van de Sectie en vermeldde trots dat er 130 leden zijn aangemeld. Deze zitting werd gebruikt om de leden te polsen over het te ma ken activiteitenprogramma 1988-1992. Men was het er over eens dat het van belang is een overzicht samen te stellen van de structuren van de gemeentear chieven die lid zijn. Tevens gaf men de wens te kennen de daarbij gebezigde termen te definiëren. Hiertoe zullen twee werkgroepen worden samengesteld. Aansluitend aan het thema van het Internationale Archiefcongres in Montreal in 1992, namelijk de archiefopleidingen, zal ook voor dit onderwerp een werk groep worden gevormd. Tot slot van de bijeenkomst werd het definitieve bestuur geïnstalleerd. Er was overeengekomen dat het voorlopige bestuur omgezet zou worden in een defi nitief bestuur. In onderling overleg was bepaald dat Van Albada vervangen zou worden door W. Chr. Pieterse, hetgeen reeds was aanvaard. De Fransen kwamen met een tegenkandidaat, waardoor een stemming noodzakelijk werd. De uitslag hiervan leidde ertoe dat tien leden van het Steering Committee voor de periode 1988-1992 werden benoemd en dat de elfde plaats voorlopig onbe zet blijft. Het bestuur ziet er nu als volgt uit: dr. Fritz Lendenmann (Zürich), voorzitter; Fernand Emmel (Luxemburg), secretaris; leden mevrouw Zohar Aloufi (Haifa), mevrouw B. Aafwidsson-Back (Malmö), dr. Franz Heinz Hye (Innsbrück), prof. dr. H. E. Specker (Ulm), J. R. Sewell (Londen), mevrouw dr. Wilhelmina Chr. Pieterse (Amsterdam), Monserrat Beltran Morales (Bar celona) en Ana Maria de Almeida Camargo (Sao Paulo). Aansluitend aan deze bijeenkomst kwam het Steering Committee bijeen. Er werd besloten eens in de twee jaar plenair bijeen te komen: in 1990 te Amster dam en in 1992 te Montreal. Het Steering Committee stelde voor zijn jaarlijk se bijeenkomsten het volgende schema op: 1989 Spanje, 1990 Amsterdam, 1991 Warschau en 1991 Montreal. Noot 1 Zie Marjorie Barritt in het jaarverslag 1984- 1986 van de Rijksarchiefschool ('s-Gravenhage, 1988). 49

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 25