Een keuze uit de Nederlandse deelnemers: J. H. Kompagnie, J. Dijkstra en P. W. Dingemans (boven), C. C. van der Woude en A. de Lange in Versailles (midden), H. Bordemjk, A.E.M. Ribberink en C van Heel (onder). 46 het Public Record Office en stimuleerde vooral het provinciale archiefbeheer. Reeds eerder bestonden instructies voor gemeentearchivarissen, bijvoorbeeld uit 1381, 1462 en 1654/55. De expansie van gemeentearchieven wordt in de negentiende eeuw gestimuleerd door de Historical Manuscripts Commission van 1869. De eerste professionele archivaris in Engeland werd in 1876 in Londen aan gesteld. Bij deze aanstelling werd vooral uitgegaan van de administratieve en juridische waarde van de documenten, hoewel men toen ook reeds enig oog had voor het historisch belang ervan. Pas in de twintigste eeuw volgden de ste den Bristol (1924), Norwich (circa 1930), Chester (1948) en Newcastle (1948) met het aanstellen van archivarissen. In sommige grote stedelijke conglomeraties werd het beheer van de stedelij ke archieven in handen gelegd van bibliothecarissen, die weinig contacten on derhielden met de lopende administratie. Soms ook ontfermden plaatselijke historische of archeologische instellingen zich over de stadsarchieven. Gebrek aan ruimte en middelen leidde soms tot samenwerking tussen City- en County- archieven. Spreker ging in op de enigszins afwijkende situatie in Schotland. De admi nistratie was daar minder centralistisch en had een sterk lokaal karakter. Toch waren er in 1960 slechts drie gemeentearchieven, namelijk te Glasgow, Edin burgh en Dundee. Drie counties en éénentwintig boroughs hadden van de mo gelijkheid gebruik gemaakt hun archieven in het Scottish Record Office te de poneren. De overige gemeentearchieven bleven onder beheer van de secretarieën en waren slecht toegankelijk. In 1965 werd voor Schotland een commissie in het leven geroepen door de Secretary of State om een onderzoek in te stellen naar het beheer van de ar chieven van de lokale overheid. Het rapport van deze commissie wees uit dat deze archieven het beste beheerd konden worden door de lokale overheid zelf. Door gebrek aan middelen en ingrijpende reorganisaties bij de lagere overhe den is van dit beheer weinig terecht gekomen. In Engeland werd in 1958 de Public Records Act uitgevaardigd. Deze wet maakte het mogelijk dat archivalia van de centrale overheid, die van lokale betekenis waren, in gemeentearchieven konden worden geplaatst. De Local Government (Records) Act van 1962 verschafte de gemeentearchieven de mo gelijkheid ook particuliere archieven in depot te nemen. Dit alles had tot ge volg dat de publieke belangstelling voor de archieven zeer toenam. Het gemeen tearchiefvan Londen had in 1986 zevenmaal zoveel bezoekers als in 1936. Slechts 22,5% van hen waren genealogen. Inmiddels was de kijk op archieven ook veranderd. Volgens een Engels aca demisch geschrift uit 1986 moet een gemeentearchief educatief en recreatief zijn, een beheerder van cultuurgoed en een administratief centrum. Het edu catieve en recreatieve karakter van de instelling staat veelal haaks op de ba sisprincipes van het archiefbeheer en leidt tot spanningen. Door intensieve raad pleging slijten de stukken teveel en de staf moet te veel tijd besteden aan het opvangen van schoolkinderen. De conclusie van het betoog was dat de contacten met het publiek niet be paald een sterk punt zijn bij de gemiddelde archivaris. Hij pleitte er onder meer voor de openingsuren af te stemmen op het publiek, bij tentoonstellingen ook 47

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 24