Gemeentearchieven
in historisch perspectief*
R. A. D. Renting
De geschiedenis van het Nederlandse archiefwezen wordt voor een belangrijk
deel bepaald door de gemeentearchieven. De zorg ervoor was in de negentien
de en een groot deel van de twintigste eeuw miniem. De schare gemeentearchi
varissen werd gevormd door een aantal op z'n minst opmerkelijke personen.
De verhouding tot het rijk is al vele decennia niet onomstreden.
Drs. R. A. D. Renting, oud-gemeentearchivaris van Rotterdam en sinds kort
erelid van de van, zet de gemeentearchieven in historisch perspectief in de se
rie De historie van de archivaris
1
Archieven als vaderlandse geschiedbronnen
J. J. F. Noordziek bracht in 1853 de resultaten aan het licht van twee enquêtes
naar de situatie van de overheidsarchieven-die van 1827 en die van 1847.'
Deze enquêtes waren gebaseerd op een kb van 1826 en doel was een overzicht
te krijgen van het voor de vaderlandse geschiedschrijving van belang zijnde
voorhanden bronnenmateriaal. Het bleek dat bijna overal was opgegeven dat
de archieven goed verzorgd werden en inhoudelijk van weinig belang waren.
De werkelijkheid was net andersom. De zorg voor de oude archieven was
immers bijna overal miniem. In Rotterdam2 waren eind achttiende eeuw 'de
Papieren, dewelke van geen aanbelang en onnut zijn' 'geëxtingueert, vermits
dezelve een onnutte Plaats beslaan'. Over de begin-negentiende-eeuwse stads
secretaris Van Oyen wordt gezegd dat 'het een geluk voor Rotterdam is ge
weest dat weinig zulke bekrompen menschen eene zoo aanzienlijke betrekking
bekleed hebben' en dat hij 'een treurig bewijs (leverde) hoe één dom mensch
op een dag meer kwaad kan stichten dan honderd knappe mannen in eene eeuw
goeds kunnen doen. Omdat hij "niet van ouwe stukken hield" werd (name
lijk) een aanzienlijk gedeelte van het stadsarchief op het Oude Hoofd aan een
vuurproef onderworpen, waarbij tal van merkwaardige en onmisbare stukken
jammerlijk vernietigd werden'.
Met dat al is zo goed als het hele vijftiende- en zestiende-eeuwse stadsar
chief van Rotterdam, voordat daar in 1858 een aparte functionaris werd aan-