Nwgjlf
lende 'nieuwe' archiefvormen lijkt haar nog prematuur, maar er is wei het één
en ander over te zeggen, bijvoorbeeld dat de houdbaarheid steeds geringer
wordt - wellicht met uitzondering van de ROM-beeldplaat -dat de reprodu
ceerbaarheid zo groot is dat kopie en origineel niet meer van elkaar te onder
scheiden zijn, dat daardoor duidelijk geworden is dat informatie en informa
tiedrager niet synoniemen zijn en dat voor raadpleging altijd apparatuur
noodzakelijk is-wat Ketelaar twee dagen later op grandioze wijze demon
streerde—. Desalniettemin blijft papier voorlopig de meest gebruikte informa
tiedrager.
Het rapport van mevrouw René-Bazin was onder meer gebaseerd op een en
quête onder de 120 bij de Internationale Archiefraad aangesloten landen. Een
snelle blik in de andere rapporten leerde dat Nederland niet de moeite geno
men heeft enige enquête ter voorbereiding van dit congres te beantwoorden.
Gelukkig hebben vele andere landen wel gereageerd; de interpretatie is daar
door wel erg moeilijk geworden. Problematisch is het verschil in terminolo
gie, het verschil in technische ontwikkeling en vooral het feit dat sommige ant
woorden eerder door wensen dan door ervaring zijn ingegeven.
92% van de 66 landen die gereageerd hebben, vormen op één of andere wij
ze 'nieuwe' archieven, vooral audiovisuele, maar toch ook nog 83% vormt orale
archieven. Eigenlijk zijn deze percentages nog hoger, omdat in een aantal lan
den deze archiefvormen nog niet in de bewaarplaatsen zijn doorgedrongen.
Bij orale archieven' komt het uitzonderlijke verschijnsel voor, dat de archi
varis met alleen beheerder is, maar vaak ook archiefvormer. In slechts 28%
van de landen zijn de 'nieuwe' archieven gedefinieerd, in slechts 10% van de
landen zijn dit officiële definities. 18 landen (27%, evenals in Nederland) heb
ben wetgeving op archieven, ongeacht de informatiedrager.
Als er speciale wetgeving voor de 'nieuwe' archieven bestaat, dan is deze
vrijwel altijd in overeenstemming met de nationale archiefwetgeving (92%).
In die wetgeving komen vaak bepalingen voor over de bewijskracht, auteurs
recht en copyright en de privacybescherming. Mevrouw René pleitte voor de
betrokkenheid van archivarissen bij de totstandkoming van dergelijke wetge
ving. 75% van de landen conserveert het geheel of een deel van de 'nieuwe'
archieven, slechts 7% het geheel.
Bij de acquisitie zijn het eerder technische, economische en juridische crite
ria dan historische, die bepalen wat geacquireerd kan worden. 64% van de lan
den kent één of andere vorm van selectie, voor veel landen is selectie echter
nog technisch onmogelijk. Selectiecriteria zijn vooral: historisch belang, in
formatief karakter, authenticiteit, institutionele herkomst en bewijskracht, maar
ook conserveringskosten en exploitatiekosten. 37% van de landen vindt het
wenselijk naast de informatie in geautomatiseerde vorm deze ook op andere
dragers te conserveren. Slechts 11% had behoefte aan het uitselecteren van
representatieve voorbeelden.
Over het overlaten van het beheer van 'nieuwe' archieven aan gespeciali
seerde instellingen is 63% van de respons positief. Deze vriendelijkheid is vooral
ingegeven door de technische onmogelijkheid acquisitie en beheer van 'nieu
we' archieven systematisch uit te voeren. De 'nieuwe' archieven zullen zeker
invloed hebben op de wetenschap van de archivistiek (vindt 61%), maar niet
zodanig dat complete veranderingen noodzakelijk worden: de methodiek moet
aangepast worden, niet de principes, en allereerst moet de opleiding tot archi
varis bijgesteld worden. Tenslotte bracht mevrouw René-Bazin het Diction-
naire de terminologie archivistique van de Internationale Archiefraad onder
de aandacht en pleitte zij voor een internationale wetenschappelijke en techni
sche samenwerking ter oplossing van de problemen, die het beheer van 'nieu
we' archieven met zich mee brengen.
Het eerste hoofdreferaat werd gevolgd door een zestal deelrapporten van:
Wolfgang Klaue, directeur van het Staatliches Filmarchiv van de ddr over
audiovisuele documenten. Hij merkte onder meer op dat er wereldwijd tot nu
toe meer vernietigd dan bewaard is en dat hij slechts in zeven landen optimale
bewaarcondities heeft kunnen constateren.
Christopher H. Roads uit Groot-Brittannië over radio- en televisiearchieven,
die pleitte voor gedigitaliseerde video-opslag, maar vanwege de hoge kosten
daarbij wel problemen voorzag.
Trudy Huskamp Peterson, assistent archivist van de National Archives van
de Verenigde Staten over de principes en de praktijk van geautomatiseerd ar
chief.
Maya I. Burmova-Veltcheva en Janna S. Kraitcheva (presentatrice) van de ge
nerale directie voor de archieven van de Bulgaarse ministerraad over micro
vormen. Opmerkelijk was de uitspraak, dat microvormen kopieën zijn en daar
om niet noodzakelijk archivalia. Voor veel informatiedragers zijn het wel de
beste schaduwarchieven.
Saliou Mbaye, directeur van de archieven van Senegal over 'orale archieven',
die als groot probleem signaleerde, dat orale archieven vaak niet dateerbaar
zijn. En tenslotte
Jean-Pierre Wallot, archivist national van Canada over de vraag of 'nieuwe'
archieven geïntegreerd moeten worden in de bestaande archiefinstellingen of
dat er specifieke instellingen moeten komen. Zijn conclusie was dat de voor-
en nadelen elkaar ongeveer in evenwicht laten.
35
n,,.-.