Internationale samenwerking
den, ontsloten door inventarissen en andere instrumenten. Als we niets doen,
zal over twintig jaar nog maar ongeveer 40% ontsloten zijn. De inventaris blijft
het klassieke model en de gewenste vorm van het hulpinstrument dat de ar
chieven moet ontsluiten. Maar gezien de omvang van de hedendaagse archie
ven die naar ons toekomen, gezien de achterstand die we steeds meer dreigen
te krijgen, gezien het te kleine aantal archivarissen zullen we ook tot eenvou
diger hulpinstrumenten moeten komen: plaatsingslijsten die geautomatiseerd
gemaakt worden. En wat indexering betreft: het is niet verantwoord heel ar
beidsintensief indices te gaan maken, nadat de inventaris al gemaakt is. In
dexering moet, voorzover nodig, aan de inventarisatie worden gekoppeld.
Internationale samenwerking vind ik erg belangrijk. Wat onze twee landen be
treft, denk ik daarbij behalve aan de archiefschool in de eerste plaats aan sa
menwerking tussen beide grote archiefinstellingen. Dadelijk na mijn benoe
ming heb ik contact opgenomen met mijn collega in Nederland. We hebben
afgesproken dat we regelmatig zullen overleggen over alle actuele problemen:
automatisering, opleiding, wetgeving, archiefruil enzovoort. Ik hoop met zijn
opvolger dezelfde collegiale samenwerking te kunnen ontwikkelen.
Bovendien dring ik erop aan, dat Belgische archivarissen deelnemen aan het
overleg met collega's uit aangrenzende landen, dat heel verrijkend kan zijn.
De heer Ribberink stelt financiële middelen beschikbaar om dit 'grensover
schrijdend overleg', zoals hij dat noemt, mogelijk te maken. Ik wil bekijken,
of wij dat hier ook kunnen doen. Bovendien wil ik trachten dergelijk overleg
ook op gang te brengen met Frankrijk en Duitsland.
In het algemeen zou ik graag zien, dat de landen van West-Europa wat meer
samenwerkten. Ik ben een beetje geschrokken toen ik hoorde, hoeveel com
missies, branches en specialisaties er zijn binnen de Internationale Archiefraad.
Maar ik heb ook gemerkt, dat één branche waaraan in de Belgische archiefwe
reld behoefte is, niet bestaat: die van Westeuropese archivarissen. Westeuro-
pese archivarissen hebben gelijkaardige problemen. Een van die problemen
is het uniform maken van de terminologie. Dit moet voor ons een basisop
dracht zijn, omdat het een voorwaarde is om de archiefkunde op een voldoen
de wetenschappelijk peil te brengen en om een uniform systeem van automati
sering te kunnen doorvoeren. Automatisering zal dringend nodig zijn in de
hele wereld, maar zeker in West- Europa, waar we met dezelfde soorten bron
nen te maken hebben.
Je lost de problemen van het archiefwezen niet op door op reis te gaan door
de hele wereld. Daarom dring ik erop aan, dat we in West-Europa ook regel
matig overleg plegen. Laat ons gezamenlijk onderzoeksprogramma's opzet
ten, gericht op de terminologie, de automatisering en de problemen rond mas
saconservering. Als alle landen van de Europese Gemeenschap meewerken,
dan zal de Gemeenschap zelf ook wel willen bijdragen en dan kunnen we sa
men iets ontwikkelen dat in de eerste plaats bruikbaar is in West-Europa, maar
dat ook nuttig zal zijn voor de ontwikkelingslanden.
28
Archivaris tussen wetenschap en management
Archivarissen moeten overal in de wereld meer en meer manager spelen. Ook
de algemene rijksarchivaris van België moet er eerst en vooral voor zorgen,
dat zijn instelling goed werkt. Voorwaarden hiervoor zijn, dat hij kan reke
nen op goed gevormde medewerkers, die niet alleen een goede kennis hebben
van de archiefkunde, maar ook een zekere kennis van administratieve zaken,
en dat hij die mensen de gelegenheid geeft hun wetenschappelijke en admi
nistratieve taken goed te vervullen.
Meer en meer moet de algemene rijksarchivaris zijn tijd besteden om te trach
ten van de administratie de nodige middelen te bekomen. Gachard, die hier
het rijksarchief heeft opgebouwd en uitgebouwd, kloeg in zijn verslagen aan
de minister telkens weer over te weinig personeel, te weinig financiële midde
len en dergelijke. Ik denk, dat u dergelijke klachten kunt vinden in de versla
gen van alle rijksarchivarissen in de hele wereld. Waar het op aan komt is:
hoe ernstig worden we genomen door de mensen die het beleid voeren, door
de administratie. Ik denk dat we ons daar nooit teveel illusies over moeten ma
ken. We worden zo ernstig genomen als we nuttig kunnen zijn en we kunnen
op tweeërlei terreinen nuttig zijn: op het terrein van het wetenschappelijk on
derzoek en op het terrein van de administratie. In België kunnen we boven
dien nog nuttig zijn in een grotere context: die van de nationale wetenschappe
lijke instellingen. Ik moet veel van mijn energie steken in het uitbouwen, met
mijn mede-directeuren, van de beheersautonomie van deze instellingen.
Ook het rijksarchief heeft sedert verleden jaar autonomie verkregen en ik
hoop dat ze die niet gauw weer afschaffen. We mogen onze eigen begrotingen
maken en zelf onze kredieten bestemmen. Enkel door dit systeem kunnen we
de automatisering doorvoeren. Een directeur van een wetenschappelijke in
stelling in België is hierdoor wel zeer sterk een administratieve kracht gewor
den, of beter gezegd: hij is louter een administratieve kracht. En hij is dat niet
alleen op het vlak van het algemeen beleid, maar ook op alle detailgebieden,
tot de aanschaf van een stofzuiger toe.
Voor wetenschappelijk werk heb ik bijna geen tijd meer. Hoogstens zo nu en
dan in een weekend waarin ik geen verslagen hoef op te stellen. Ik mis het histo
risch onderzoek dikwijls. Het geeft op het onmiddellijke vlak meer voldoe
ning; het is veel aangenamer en het geeft veel minder zorg. Maar in mijn werk
als algemeen rijksarchivaris vind ik ook veel voldoening. Natuurlijk krijg ik
veel kritiek, door het feit zelf dat ik op deze stoel zit en doordat ik vernieuwin
gen invoer. Maar het positieve aspect overheerst. Ontzettend veel mensen stel
len zich tegenover die veranderingen positief op. Ze zijn betrokken bij hun
werk, waardoor zij boven hun niveau uitstijgen. Dat geeft mij in dit werk de
meeste voldoening.
Ik zal u een typisch voorbeeld geven. Wetenschappers hebben allemaal ge
leerd om een les te geven of een voordracht te houden. Maar in de cursussen
die wij hier hebben opgezet, is ook mijn lagere personeel er nu toe gekomen
om aan collega's de werking van een statuut uit te leggen of de inrichting van
een instelling. Als mijn medewerkers hun grenzen verleggen, dan ben ik daar
fier op.
29