de universiteiten ingesteld. We hebben nu twee vergaderingen gehad. Een eerste
probleem dat is geregeld, is de uitlening van archiefstukken aan de universitei
ten. Een tweede kwestie die is besproken, is de organisatie van studiedagen
voor universitaire studenten. Er worden nu medio oktober twee studiedagen
gehouden; aan derdejaars die hun scriptie moeten maken wordt uitgelegd, welke
bronnen je vindt op het rijksarchief, hoe men er kan werken en wat men van
een archivaris wel en niet mag verwachten. Daarbij zullen we uitgaan van de
aanbevelingen die in 1986 door de commissie Dekker zijn gedaan.1
De zorg voor de lokale en regionale historici moet nog nader worden uitge
werkt. In ieder geval moeten de rijksarchieven weer documentatiecentra wor
den voor het lokaal en regionaal onderzoek. De bibliotheken van de rijksar
chieven zijn kort geleden volledig opengesteld voor alle bezoekers. Over enige
tijd moeten die daar het gepubliceerde basismateriaal voor lokaal of regionaal
onderzoek kunnen vinden. Met de historische kringen zullen we nog moeten
bespreken of we ook voor hen studiedagen moeten organiseren.
Maar 8% van de bezoekers komt hier om administratieve redenen stukken raad
plegen. Deze categorie, die niet alleen uit ambtenaren bestaat, maar ook uit
personen die betrokken zijn bij een proces of iets dergelijks, is hier veel kleiner
dan in Nederland. Doordat veel van de recente archieven, dus de archieven
van laat ik zeggen na 1930, niet ontsloten zijn, sluit ge die mensen eigenlijk
automatisch al uit. Bovendien weten de meeste ambtenaren niet, welke archie
ven ze hier ooit neergelegd hebben. Zij zullen niet gauw denken: dat moeten
we eens gaan zoeken op het rijksarchief. En als zij dat wel eens zouden den
ken, dan zouden wij natuurlijk vragen: vertelt u eerst eens hoe uw administra
tie dat fonds heeft geordend.
Nee, voor de ambtenarij daar kunt ge niet iets specifieks voor doen. We rich
ten ons naar de drie categorieën bezoekers die we kunnen omvatten; zij krij
gen specifieke begeleiding en specifieke werkvergaderingen.
Ik meen dat, omdat wij een openbare dienst zijn, we ervan moeten uitgaan,
dat we door de gemeenschap betaald worden om archieven te bewaren en ook
om ze te ontsluiten en beschikbaar te stellen voor iedereen die er interesse voor
heeft, ook voor de mensen die archieven raadplegen voor hun persoonlijk ge
noegen alleen. Ten eerste hebben zij dezelfde rechten als ieder ander en ten
tweede vind ik, dat het onze taak is om die mensen te helpen van hun hobby
iets te maken dat ook voor de gemeenschap interessant is. Natuurlijk is dat
een werk van lange adem, maar de genealogische verenigingen in België heb
ben er al veel aan gedaan en we moeten ze met alle middelen daarin steunen.
Archivarissen moeten begrijpen dat ze ambtenaren zijn die in dienst staan
van de gemeenschap. Ze moeten zich op de eerste plaats niet als onderzoeker,
maar als dienstverlener gedragen. Ik vind dat gewoon een fundamentele hou
ding, die natuurlijk niet aangeboren is, maar die ze wel geleidelijk aan moeten
aannemen. Hoe ze die moeten aannemen, vraagt u? Welnu, die krijgen ze eerst
en vooral opgelegd. Openbaar dienstbetoon moet een vast onderdeel zijn in
de opleiding. In de cursus die wij hebben georganiseerd, is er al veel aan ge
daan en dat wordt zeker en vast uitgebreid in de toekomst. En ten tweede: ar
chivarissen moeten er ook uit eigenbelang van overtuigd raken, dat het archief
er moet zijn ten dienste van allemaal.
26
Een goed archiefbeleid
Mijn derde prioriteit voor de middellange termijn is de uitwerking van een
goed archiefbeleid. Toen ik hier algemeen rijksarchivaris werd, waren er niet
genoeg gegevens voorhanden om een goed archiefbeleid op te baseren en de
gegevens die er waren, waren niet altijd betrouwbaar. We zijn nu voor de meeste
zaken opnieuw van nul begonnen om zo de noodzakelijke gegevens systema
tisch bij elkaar te brengen.
We weten niet, wat er aan archief bij de ministeries wordt bewaard, wan
neer het wordt overgebracht en in welke staat. Om dit te weten te komen, heb
ik het personeel van de inspectie en van departement m van hedendaagse ar
chieven belast met het opmaken tegen het eind van 1988 van een globale nota.
Wanneer ik die nota heb, kan ik zeggen: kijk, om die archieven over te nemen
heb ik die gebouwen nodig, dat personeel en die financiële middelen.
Op de vraag welke archiefbestanden ik in het rijksarchief beheer, kan ik ook
nog geen antwoord geven. Hier in Brussel zijn we begonnen met magazijnbe-
heer en hebben we voor het eerst de rekken genummerd. Zo hebben we tiental
len archieven gevonden waarvan het bestaan niet bekend was. Bovendien wordt
nu systematisch uitgezocht, wie de eigenaars zijn van de particuliere archieven
die bij ons zijn neergelegd, onder welke voorwaarden deze archieven geraad
pleegd mogen worden en dergelijke meer.
Automatisering
Automatisering wordt bij ons gericht op het magazijnbeheer (wat hebben we
in huis), op de administratie (wat is nog niet overgedragen) en op de inventari
satie. We gaan daarbij niet trachten het warm water uit te vinden, maar we
maken liever gebruik van het Nederlandse systeem, maïs en archeion heb
ben al goede resultaten opgeleverd en we zouden daaraan graag willen aan
knopen. Als we deze programma's kunnen overnemen, kunnen we ze even
tueel in het Frans vertalen, zodat ze een grotere markt kunnen bereiken.
Automatisering vraagt om een goede organisatorische en wetenschappelij
ke basis. De organisatie is er al. Drie wetenschappers zijn aangewezen om de
automatisering door te voeren: mevrouw Schoups in Brussel en de heren Cop-
pens en Pieyns respectievelijk voor Vlaanderen en Wallonië. Zij krijgen uiter
aard hulppersoneel tot hun beschikking.
Uniformering is een groter probleem. We moeten een uniforme terminolo
gie gebruiken en afspreken wat we als archivalische eenheden beschouwen. Dat
is nog niet helemaal rond. Dit probleem staat overigens in het algemeen in het
archiefwezen een uniform systeem van automatisering in de weg. In België komt
daar nog bij, dat het een meertalig gebied is en dat de terminologie en de ba
sisprincipes ook nog eens moeten worden overgezet in twee andere talen. De
archiefterminologie in Wallonië is niet dezelfde als de archiefterminologie in
Frankrijk. Ze is eerder een vertaling, of liever hervertaling, van de Nederland
se terminologie, maar dan niet volledig en met nuanceverschillen.
Automatisering moeten we ook doorvoeren bij de inventarisatie. Op het ogen
blik is ongeveer 60% van de archieven die in de rijksarchieven bewaard wor-
27