soneel bij, administratief personeel en beheerspersoneel. Ook deze mensen krij
gen bij ons een eigen opleiding. Daar is ook een deel van dit jaar aan besteed.
Middelbare archiefambtenaren hebben we in het rijksarchief nog niet. Wel heeft
de Inspectie van Financiën een uitbreiding goedgekeurd van het kader van het
rijksarchief met 80 personen, onder wie 50 middelbare archiefambtenaren. Voor
die 50 plaatsen zouden we mensen willen werven met een vooropleiding die
vergelijkbaar is met uw mo-a geschiedenis. En op het ogenblik dat die 50 bin
nenkomen, zullen we een specifieke en waarschijnlijk gedecentraliseerde ar
chiefopleiding voor hen moeten maken. Misschien kunnen we ook op dit punt
samenwerken met Nederland, waar een goede cursus bestaat. We kunnen bij
voorbeeld onderdelen van de cursussen uitwisselen of de docenten.
We moeten weer aanknopen bij wat Cuvelier, die van 1912 tot 1935 alge
meen rijksarchivaris was, voor de archiefkunde in België heeft gedaan. Zijn
ambtsperiode was een bloeiperiode voor het archiefwezen. Hij heeft de Hand
leiding vertaald en hier de archivistische principes ingang doen vinden. Helaas
is het onderricht in de archiefkunde zoals hij met zijn medewerkers van het
rijksarchief gaf, in de jaren zestig in onbruik geraakt. En toen kort daarna
bij de inwerkingtreding van het nieuwe statuut ook het ingangsexamen werd
afgeschaft, is men de archivistische principes een beetje uit het oog verloren.
Het is noodzakelijk dat wij weer uitgaan van een gezonde kennis van de ar
chiefkunde. Laten we de beginselen van de Handleiding weer opnieuw opvat
ten. Laten we nu op het eerste moment maar een beetje dogmatisch zijn, dat
kan geen kwaad.
Openbare dienstverlening
De openbare dienstverlening, want daar gaat het bij informatieverstrekking
toch om, is voor mij een absolute prioriteit. Het heeft geen enkele zin de 160
km archief die we hier hebben in goede staat en goede orde te bewaren, als
we er met voor trachten te zorgen dat ze door de mensen geraadpleegd kunnen
worden. Die documenten moeten in handen geraken van de mensen die ze wil
len inzien, tot welke categorie van onderzoekers ze ook willen inzien, tot wel
ke categorie van onderzoekers ze ook behoren. Iedere bezoeker heeft bij mij
wat dat betreft dezelfde rechten.
We hebben hier vier soorten bezoekers: genealogen (zo'n 52% van het tota
le aantal), studenten, meestal historici (14%), de andere historische onderzoe
kers, meestal van lokale of regionale geschiedenis (25%) en de ambtenarij (8%)
Genealogen vragen veel tijd van archivarissen en ander personeel. Ze moe
ten vrij veel bronnen inzien en hebben die bronnen niet lang nodig. Om er toch
voor te zorgen dat ze zeer snel het materiaal kunnen raadplegen, zullen we,
denk ik, zoals ook in Nederland gebeurd is, geleidelijk aan overstappen op
een systeem van microfilms in zelfbediening. Bovendien zullen we met de ge
nealogische verenigingen open-deur-dagen organiseren om de genealogen te
laten zien wat bij ons kan en wat niet kan, welke soorten bronnen ze moeten
raadplegen en hoe ze dat het beste kunnen doen.
Wat de studenten betreft: we hebben, net als in Nederland, een overleg met
Foto: Jean Guyaux, Brussel
25
24