chiefdienst'). Per 1 januari 1986 werd bij het bureau van de algemene weten schappelijk medewerker een formatieplaats gecreëerd voor een automatise ringsmedewerker en werd als zodanig P. J. Horsman benoemd. Vanaf eind 1984 was hij reeds voor circa 90% van zijn tijd vrijgesteld voor de automatisering. Projectleider automatisering werd het hoofd externe dienstverlening van het Rijksarchief in Gelderland, drs. J. Hofman, die in 1986 hiervoor volledig werd vrijgesteld. Deze beide functionarissen traden pas in 1985 toe tot de sar. De samenstelling is enige malen gewijzigd. Op dit moment bestaat de sar, be halve uit de reeds eerder genoemde leden Hofman, Hol, Horsman en Koops, uit drs. W. E. Goelema (hoofd Rijksarchiefinspectie), dr. F. Keverling Buisman (Rijksarchief in Gelderland, tevens voorzitter), drs. M. Vonk (wvc/Centrale Directie Bestuur en Informatie) en mevrouw K. Bossaers (wvc/cdbi). De plaats, bestemd voor de vertegenwoordiger van het Algemeen Rijksarchief, is op dit moment nog vacant. Binnen het Algemeen Rijksarchief heeft, mede met het oog op de implementatie van het Local Area Network (lan) enige tijd een, onder de sar, ressorterende projectgroep (lanara) gefunctioneerd. Met het instellen van de sar bij de rad achtte de van het voortbestaan van de eigen stuurgroep overbodig. Besloten werd deze stuurgroep op te heffen en een breder platform automatisering in te stellen. Dit platform bestond uit vertegenwoordigers van de Vereniging voor documentaire informatievoorzie ning en administratieve organisatie (sod), de Nederlandse Vereniging voor Be drijf sarchivarissen, het Landelijk overleg provinciale archiefinspecteurs, de Lan delijke Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen (lkgsa), de Vereniging van Archivarissen in Nederland (van), de Rijks Archiefschool (ras), de Stich ting Gemeenschappelijke Opleidingen (GO) en de Rijksarchiefdienst. Het plat form is slechts korte tijd aktief geweest. De brede taakstelling en het ontbre ken van een echt gemeenschappelijke kader is mede debet geweest aan de ineffectiviteit van dit platform, dat onlangs dan ook is opgeheven. Bij het in gang zetten van de aktiviteiten wenste de sar gebruik te maken van de methodiek van de projectorganisatie. In de praktijk bleven deze pogingen, vooral in de eerste periode, beperkt tot het benoemen van projectgroepen. De werkwijze daarvan verschilde niet veel van die commissies. Dit had vooral ge volgen voor de termijnen van bepaalde projecten. Lijn- en projectorganisaties liepen vrij geregeld door elkaar, wat mede bevorderd werd door de geogra fisch gedecentraliseerde structuur van de rad. Per rijksarchief werd één 'systeembeheerder' aangewezen. Bovendien ontbrak het de sar in de eerste periode aan duidelijke stuurmid- delen. Op beleidsmatige terrein beschikt hij slechts over het voor dit doel on toereikende werkplan rad 1983-1988. Verder ontbrak een structurele begro ting en vond financiering plaats op ad /roe-basis, bij voorkeur in de laatste drie maanden van het kalenderjaar. Tenslotte was bij het ministerie van wvc nog geen duidelijk informatiebeleid voor de sector Monumenten, Musea en Ar chieven voorhanden.9 De kontakten met het ministerie van Binnenlandse Zaken bevonden zich nog in zeer pril stadium. Dit alles leidde tot de situatie dat er bij de uitvoering nau welijks sprake was van een planmatige aanpak. Processen volgden elkaar te vaak op in plaats van langs een synchroon pad te verlopen. Met name de oplei ding van de medewerkers ondervond hinder van deze omstandigheden met al le gevolgen van dien voor de acceptatie. Waar mogelijk werd uitgegaan van de gedachte dat opleiding en praktijk maximaal vier tot zes maanden uit el kaar mochten liggen en dat de gebleken behoefte aan tekstverwerking de eer ste aandacht van de sar behoefde. Daarom werden, naast algemene cursus sen (infomat, promat enzovoort) bij het Rijksopleidingsinstituut, ook cursussen Wordstar, meestal bij externe instituten, georganiseerd. Ook in het buitenland werd informatie ingewonnen: begin 1985 maakten P. J. Horsman en ing. J. Meesters (BiZa/cDi) een studiereis langs een drietal Engelse instel lingen om in het bijzonder kennis te nemen van projecten op het terrein van de toegankelijkheid en archiefbeheer. De sar vond het tijd voor een tussentijdse evaluatie. In de vergadering van 28 april 1988 van het Convent van rijksarchivarissen werd, op basis van door de sar opgestelde nota's over onder andere de organisatie en de positie van de 'systeembeheerders', het automatiseringstraject en de consequenties op personeel en organisatorisch gebied uitvoerig besproken. Behalve dat werd besloten dat het automatiseringsproces voortgang diende te vinden, was het Convent ook de mening toegedaan dat de personele en organisatorische con sequenties in het bredere kader van de totale organisatie van de rad moesten worden bezien. Dit proces is nog gaande. Geconcludeerd kan worden dat op het moment dat de sar aan zijn werk be gon, de automatiseringstrein reeds op weg was richting Wladiwostok, zij het dat de sporen niet overal gereed waren. Beslissingen moesten vaak snel geno men worden, voordat het Informatie- en Automatiseringsplan goed uitgekristal liseerd waren. Informele kontakten en initiatieven vanuit de dienst bewezen hun nut. De projectorganisatie werkte slechts in naam. Onbekendheid met dit verschijnsel bij de direct betrokkenen en het merendeel van de rijksarchivaris sen leidde, vooral in het begin en ondanks het feit dat de sar opereerde bin nen van het hoofd van dienst afgeleide bevoegdheden, tot de nodige compe tentiegeschillen. Essentieel is ook dat het hoofd van dienst zich duidelijk committeert aan de algemeen vastgestelde uitgangspunten van het automati seringsbeleid. Wanneer het automatiseringsproces met een kleine groep men sen op het centrale niveau van start gaat, ontstaat het gevaar van het van bo ven naar beneden benaderen van de materie. Wanneer dan ook nog het opleidingsprogramma geen gelijke tred houdt met andere ontwikkelingen, wordt de acceptatiedrempel alleen maar hoger. Tijdschema's werden voor circa 90% beïnvloed door de afhankelijkheid van financiële injecties van de zijde van het ministerie. Middelen Personeel Op het moment dat de rad aktiviteiten ontplooide op het automatiserings gebied, was er geen specifiek getraind personeel aanwezig. De eerste fase (1983- 285 284

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 7