AiDA-SH, inventariseren met de computer1 A. Menne-Haritz2 Een van de toepassingen in de Bondsrepubliek Duitsland is het projekt AIDA- SH. Het programma is bedoeld om het maken van inventarissen te vergemak kelijken en verbeteren. Dr. Angelika Menne-Haritz, tot voor kort verbonden aan het Landesarchiv Schleswig-Holstein, vertelt er het fijne van. AiDA-SH is, net als zijn voorganger aida uit Hannover, in eerste instantie ont wikkeld als hulpmiddel om het maken van inventarissen te vergemakkelijken en te verbeteren. Dat tevens in een bestand gezocht kan worden is een bij- produkt. Zoeken is alleen mogelijk op het niveau van de inventaris en is geba seerd op de indextermen die per beschrijving ingevoerd zijn ten behoeve van de ordening van de inventaris. Er vindt geen rechtstreekse indicering van stuk ken plaats en via het classificatienummer wordt elk bestand volgens de herkomstanalyse geordend. Aan deze ontwikkeling zijn uitvoerige afwegingen van de methodiek vooraf gegaan, die nodig zijn om de werkwijze van het programma te begrijpen en die daarom hieronder kort geschetst worden. Het vooruitzicht op de mogelijkheid om met geautomatiseerde zoeksyste men snel gegevens te verzamelen, leidt samen met het streven om het beeld van de stoffige archivaris te vervangen door moderne openheid vaak tot auto matiseringssystemen die niet bepaald archivistische handelingen automatise ren, maar aan het vak vreemde methoden toepassen onder het mom dat het niet anders kan. De toepassing van elektronische gegevensverwerking en an dere nieuwe technieken in het archiefwezen moet echter niet in eerste instantie uitgaan van de mogelijkheden van de techniek. Ontsluiting en gebruik zijn twee in het archief zorgvuldig te onderscheiden bezigheden, waarbij gebruik afhankelijk is van de ontsluiting. De titels van dossiers zijn geen samenvattingen zoals bij boeken en opstellen mogelijk is, maar beschrijvingen van de overeenkomstig de vraagstelling van de gebruiker te verwachten informatieve inhoud. Het produkt van de ontsluiting, de inven taris, bevat dus niet de eigenlijk gezochte informatie maar een soort voor informatie. De eerste en helderste toegang tot het archief geldt de classificatie van het bestand. Met een duidelijke, goed gestructureerde indeling kan de onderzoe ker beter naar de gewenste dossiers geleid worden dan door een lijst van uit de context gelichte begrippen. De context is immers bij dossiers niet zozeer een samenstel van begrippen als wel van handelingen. Wanneer de trefwoor denlijst ook nog eens als thesaurus gerangschikt wordt naar een begrippenlo- gica, dan wordt de lijst een concurrent van de ordening van het archief. En is een archief gelijktijdig volgens twee verschillende classificatiestructuren ge ordend, dan is het zeker niet beter bruikbaar; de toegang wordt juist gecom pliceerder. Ontsluiting betekent in dit verband dus dat alle voor toekomstige raadpleging benodigde en mogelijke verwijzingen naar de in de stukken opgenomen infor matie vastgelegd worden. Een inventaris geeft de route aan naar antwoorden op bepaalde vragen en beschrijft de inhoudelijke en formele structuur ten be hoeve van de oriëntering op aanwezige gegevens. Een inventaris kan echter niet de gegevens zelf bevatten. Daartoe dient de nadere toegang. Het maken van een inventaris is de eigenlijke archivistische handeling, terwijl de nadere toegang ook zonder specifieke archivistische vakkennis vervaardigd kan wor den. Zou de inventaris bij voorbeeld vervangen worden door een index, dan loopt men op de raadpleging vooruit. Een indicering van archiefstukken legt de dossiers vast op bepaalde ontsluitingscriteria en neemt daardoor in princi pe de toegang weg voor latere vraagstellingen van andere aard. Ook daarom is indicering niet verenigbaar met het doel van ontsluiting uit archivistisch ge zichtspunt. Bij de automatisering van de inventarisatie in het archief moet nadrukkelijk rekening gehouden worden met het bijzondere karakter van het te bewerken materiaal, anders bestaat het gevaar dat de gegevens, die juist beter toeganke lijk gemaakt moeten worden, vernietigd worden. Zoals overal waar handelin gen geautomatiseerd moeten worden, geldt ook in het archief dat duidelijk moet zijn welke werkwijze gevolgd zal worden en waarom. Archivalia zijn een bijzondere vorm van informatiedragers, die zich door hun ontstaansgeschiedenis onderscheiden van boeken en tijdschriften. Ze vor men de authentieke neerslag van handelingen en kunnen daardoor pas uitput tend geraadpleegd worden, wanneer de ambtelijke structuur, de omstandig heden waaronder ze aangelegd zijn en de er aan ten grondslag liggende taakvervulling bekend zijn. Om archiefstukken als historische bronnen bruik baar te maken zijn dus ontsluitings- en ordeningsmethoden nodig, die aan de ze bijzondere eigenschappen aangepast zijn. Voor de ontsluiting en ordening van archiefstukken is in tientallen jaren be roepservaring met het herkomstbeginsel de oriëntering aan de structuur van het overheidsorgaan, dat de dossiers aangelegd en bijgehouden heeft, als be langrijkste richtlijn te voorschijn gekomen. Een naar archivistische normen geordend archief brengt de gebruiker systematisch via de takenstructuur van het overheidsorgaan naar de dossiers en de daarin opgeslagen informatie. Wan neer de archivistische informatie gehandhaafd moet blijven, moet de automa tisering in het archief dit principe aanhouden. Ontsluiting via indices vergt van de gebruiker kennis, die eerst door het ma ken van een nadere toegang verworven moet worden. In verbinding met het 342 343

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 36