Ie mogelijke en denkbare eisen. Het resultaat was technisch fraai, maar ook zeer kostbaar. De voormalige Provinciale Bibliotheek van Zeeland was zo'n wetenschap pelijke bibliotheek met een eigen traditie. Al vroeg, circa 1976, werd op deze bibliotheek een begin gemaakt met automatisering van de catalogus. Mede door het feit dat in mei 1940 de toen aanwezige kaartcatalogi waren verbrand en nog steeds niet geheel door nieuwe vervangen, werd besloten om, anders dan elders, niet slechts de nieuwe aanwinsten, maar alle aanwezige titels in een com puter in te voeren. Het eerste resultaat was een reeks catalogi op microfilms. Deze films werden ook over de openbare bibliotheken in de provincie verspreid. Zo werd de Provinciale Bibliotheek meer provinciaal en minder Middelburgs dan voorheen, hetgeen paste in het streven van bibliothecaris en provinciaal bestuur om in Zeeland één gezamenlijke bibliothekengemeenschap van de grond te krijgen. In 1980 werd als volgend doel gesteld de totstandkoming van een zogenaamde o«-//«e-catalogus, een systeem waarbij de gebruiker door middel van een vraag- en antwoordspel met de computer de gewenste titels op een beeld scherm kan verkrijgen. De eisen waaraan deze on-line-catalogus moest vol doen waren veelvuldig. Enige tientallen bestaande catalogi van deelbestanden moesten worden geïncorporeerd. Daardoor, en door het feit dat men aan de catalogus een uitleensysteem wenste te koppelen, werd de benodigde program matuur zeer complex. Er was wel enige software kant en klaar beschikbaar, maar deze bleek niet bruikbaar. Het ontwikkelen van een 'maatpak' vergde echter enorme bedragen, een investering, die politiek slechts gerechtvaardigd kon worden als zoveel mogelijk bibliotheken in Zeeland zich aansloten. Bo vendien werd voor de Provinciale Bibliotheek, na een fusie met de Openbare Bibliotheek van Middelburg herdoopt in Zeeuwse Bibliotheek, een nieuwe be huizing gebouwd van een omvang en met een indeling die een moderne catalo gus met daaraan gekoppeld een geautomatiseerd uitleensysteem onontbeerlijk maakten. Tot verdere automatisering werd dan ook besloten. Tijdens informeel overleg in 1983 tussen de toenmalige bibliothecaris van de Provinciale Bibliotheek en de rijksarchivaris in Zeeland bleek dat zonder veel kosten ook de bibliotheek van het Rijksarchief in deze provincie een aan sluiting kon krijgen op de centrale bibliotheekcomputer. In afwachting hier van kreeg het Rijksarchief alvast de beschikking over de bovengenoemde ca talogi op microfilm met bijbehorend leesapparaat. Hiermee konden de medewerkers van de archiefbibliotheek al aan de slag. De beschrijvingen in de bestaande catalogus konden worden aangevuld met het nummer waaron der identieke boeken in het bestand dat de lijnverbinding daadwerkelijk tot stand zou komen deze titels onmiddellijk konden worden 'aangehaakt'. Dat moment liet echter langer op zich wachten dan was voorzien. Hoewel de kosten voor het Rijksarchief in Zeeland beperkt zouden blijven, bleek het niet mogelijk alles uit de eigen begroting te financieren. Er werd dan ook voor de kosten voor aansluiting en communicatieprogrammatuur (teza men circa 6.000,een beroep gedaan op de Centrale Directie en de Stuur groep Automatisering van de Rijksarchiefdienst. In oktober 1985 besloot de sar dat het 'datacommunicatieproject-bibliotheekautomatisering' in Zeeland van start kon gaan, op voorwaarde dat de ibm Personal Computer/AT, op het Rijksarchief reeds in gebruik voor het inventariseerprogramma maïs, in het project werd betrokken. De exploitatiekosten, bestaande uit de huur van een vaste PTT-lijn (a 110,per maand), kwamen voor rekening van het Rijks archief in Zeeland. Het Zeeuwse project bibliotheekautomatisering liep al vrij spoedig grote ver traging op. Het Engelse softwarebureau Oriël, dat de oude filmcatalogus had geproduceerd en ook het nieuwe on-line-programma moest gaan ontwikke len, raakte in financiële problemen. Het inschakelen van een ander bedrijf was niet bepaald eenvoudig, omdat Oriël alle in de voorgaande acht jaar opgebouw de titelgegevens in beheer had en niet zonder meer bereid was deze over te dra gen. Pas toen het bedrijf tenslotte failliet ging, slaagde de directie van de Zeeuwse Bibliotheek erin het gegevensbestand, enige honderdduizenden titels omvat tend, naar Nederland te krijgen. Inmiddels was het op de Vrije Universiteit van Brussel en de Technische Universiteit Eindhoven ontwikkelde catalogus- en uitleensysteem vubis op de markt gekomen. In relatief korte tijd gelukte het om het overgrote deel van de oude titels door middel van vubis raadpleeg baar te maken. Het nieuwe systeem werd in de loop van 1987 operationeel. In december van dat jaar kon ook de bibliotheek van het Rijksarchief in Zee land worden aangesloten. Doelstelling en mogelijkheden Het Rijksarchief in Zeeland had en heeft verschillende bedoelingen met de aan sluiting. Eén of meer beeldschermen moeten de functie overnemen die de kaar tenbakken met titelbeschrijvingen in de studiezaal vervullen. Op deze beeld schermen kunnen, al naar gelang de wensen van de gebruiker, allereerst de op het archief aanwezige titels worden opgezocht naar auteur, (woord in de) titel, systematische rubriek en trefwoord. De o«-//«e-aansluiting moet bovendien de eigen bibliotheekmedewerkers in staat stellen kant en klare titels aan het bestand van de Zeeuwse Bibliotheek te ontlenen en daar de eigen plaatsingskenmerken aan toe te voegen. Het aan tal zelf te vervaardigen titelbeschrijvingen kan op deze wijze beperkt worden. Verwacht werd dat met name de op het Rijksarchief aanwezige Zelandica wei nig problemen zouden opleveren. Immers, de Zeeuwse Bibliotheek kent een afzonderlijke afdeling, het Zeeuws Documentatiecentrum, dat zich onder meer bezig houdt met het verzamelen en ontsluiten van boeken en tijdschriftartike len betreffende de eigen provincie. Van de circa 3500 Zeeuwse titels van het Rijksarchief bleek echter slechts 50% zonder nadere bewerking aangehangen te kunnen worden. Vele titels, aanwezig op beide bibliotheken, leken identiek, maar waren het niet. De verwachte arbeidsbesparing door automatisering bleek ook hier niet uit te komen. De geconstateerde verschillen in de titels kwamen deels voort uit bibliografische onnauwkeurigheden van archiefmedewerkers die in het verleden ook de bibliotheek onder hun hoede hadden. De gemiddel de archivaris is zelden geneigd zich veel aan te trekken van in zijn ogen minie me editieverschillen. Het gaat hem of haar vooral om de inhoud. De biblio thecaris die tot taak heeft een zo volledig mogelijke verzameling over een deelgebied aan te leggen, zal de bibliografische verschillen daarentegen juist 332 333

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 31