Archieven en automatisering
has been underrated. It was no Brazil, but it was certainly in the 18th and early
19th century far more important than most historians generally assume. It has
acquired a bad reputation as a slave colony, partly because of Anglo-Saxon
propaganda. The fact that the colony was in steady decline after the abolition
of slavery in 1863 and was no longer profitable has drawn more attention than
the periods of prosperity, based undeniably on cruel exploitation of slaves.
Surinam was also the only colony where the Dutch language firmly struck root.
It was the only Dutch colony from which a massive exodus took place towards
the mother country. Nowadays one third of all Surinamers live in the Nether
lands, approximately 200.000 people. It has not made Surinam history in Hol
land more popular, I am sorry to say.
It is in Surinam, so very much a substitute for Brazil, that we find one other
important Dutch artist, Dirk Valkenburg, a late offspring of Dutch \lth cen
tury painting. He lived from 1675 until 1721 and painted some beautiful land
scapes in Surinam, a Ceremony of negroes and made some pleasant, although
somewhat academic drawings of plantations. Valkenburg went to Surinam in
1706, commissioned by an absentee owner of three plantations, Jonas Wit-
sen. He had to make pictures and drawings there, but was also a clerk at the
plantations. The reasons for his departure to Surinam seem to have been pro
saic ones: need of money and the wish to flee from a tyranic wife. He could
not stand the Surinam climate and in 1708 he returned home. In 1790 several
of his paintings were sold by auction: his Surinam works were less appreciated
than the ones painted in Europe. Interest in Surinam was not very great in the
Netherlands.
I would like to return to my starting-point. Brazil and Surinam have left
some particularly interesting painters. We really have to deplore that the other
Dutch settlement in the Yith century, New Netherland was never visited by
any of them.
G. W. van der Meiden
Wie over enkele decennia terug zal kijken naar de jaren '80 van de twintigste
eeuw en zich dan vooral zal richten op het Nederlandse archiefwezen, die zal
hoogstwaarschijnlijk constateren dat dit decennium in het teken van de auto
matisering stond. Hoeveel andere interessante aspekten eveneens een rol
gespeeld hebben in deze jaren, de automatisering zal toch het meest in het oog
springen. De redaktie van het Nederlands Archievenblad heeft gemeend eens
een hele aflevering te moeten wijden aan dit verschijnsel dat nu al zovelen be
zig houdt en, naar het lijkt, straks een ieder in zijn stroom zal meesleuren. Dit
laatste nummer van 1988 is daarvoor uitgekozen.
In deze aflevering zijn twaalf artikelen samengebracht onder de noemer 'Ar
chieven en automatisering'. De titel van dit thema is dezelfde als die van het
vijfde Nederlands-Duitse archiefsymposium, dat op 29 en 30 september van
dit jaar gehouden werd in Arnhem. Ook een aantal voordrachten die tijdens
dat symposium werden uitgesproken, zijn in deze aflevering opgenomen. De
bijdragen van Keverling Buisman, Van Driel, Hofman, Van der Saag en Hors
man, alsmede van onze Duitse collega's Romeyk, Menne-Haritz en Auer wor
den hier gepubliceerd.
Maar niet alleen de congresbijdragen vinden in dit nummer hun neerslag. De
redaktie benaderde een aantal collega's met het verzoek een artikel te schrij
ven over een aspekt van automatisering, waarin zij van hun deskundigheid had
den doen blijken. Aangezien het merendeel van hen daarop positief reageer-
de, geelt deze aflevering van het Archievenblad een aantal interessante
meningen, visies en overzichten over de automatisering in het archiefwezen.
De volgorde der bijdragen is, als een archivaris betaamt, van algemeen naar
bijzonder. Algemene artikelen behandelen de automatisering in Nederland
(dr. F. Keverling Buisman) en bij de Rijksarchiefdienst (drs. R. C. Hol,
drs. J. Folkerts en W. A. Hoffstadt) en een verslag van het Nederlands-Duitse
congres (drs. M. van Driel). Artikelen over toepassingen van automatisering
beschrijven archeion (drs. J. Hofman), de topografisch-historische atlas
(dr. J. P. van de Voort), askSam (drs. B. J. van der Saag) en het verkeer tussen
bibliotheken en archiefdiensten (drs. A. C. Meyer). Een kijkje over de oostgrens
geven ons H. Romeyk, A. Menne-Haritz en G.Auer. P. J. Horsman geeft
tenslotte zijn visie op de toekomst. Aldus zijn de congresbijdragen en de ande
re artikelen van één grote jas voorzien; het jasje van het symposium is dus in
de kast gehangen.
De redaktie is speciale dank verschuldigd aan collega Van Driel, die bijdra
gen en verslag van het Nederlands-Duitse symposium heeft verzorgd, en colle
ga F. R. C. Burghardt voor de snelle vertaling van de drie Duitse artikelen.
Redaktie
272
273