beschikbaar over bestaande toepassingen - op zich een groot verschil met de situatie aan het begin van dit decennium.2 De beste weg lijkt het te zijn zich aan te sluiten bij een geschikte bestaande toepassing. De vorming van sterke gebruikersgroepen kan een redelijke garantie zijn voor de continuïteit en ver dere ontwikkeling van een systeem. Ook ontstaat op deze manier een zekere standaardisatie. Zonder kennis op het gebied van de automatisering zal de archivaris het al leen hierom al niet kunnen stellen. Als klant is het archiefwezen voor de in dustrie niet voldoende interessant,2 en het is dus goeddeels aangewezen op eigen inzicht en onderlinge samenwerking. Een nadeel is dat overigens per se niet. Te grote afhankelijkheid van software-producenten kan zo worden ver meden, en daarmee ook het gevaar van aan de archieven wezensvreemde com putertoepassingen. Voor de archiefopleidingen zag men hier een taak wegge legd, zowel bij de opleiding van nieuwe archivarissen als bij de na- en bijscholing. Wat de toepassingsterreinen betreft, de tijd dat de computer nog voorna melijk werd gezien als een hulpmiddel bij het toegankelijk maken4 lijkt ge heel voorbij. Dat de getoonde toepassingen overwegend archiefbeheerscom ponenten bevatten of speciaal als beheerssystemen zijn opgezet zou nog af te doen zijn als resultaat van bewuste programmering van het symposium. Het was ook ongetwijfeld mogelijk geweest alleen projekten op het gebied van het (nader) toegankelijk maken te laten zien, maar de opmerkelijke ontwikkeling is nu juist dat die er een paar jaar geleden al wel waren (zij het niet zoveel) en de beheersprogramma's niet (waarbij wij ten opzichte van onze oosterbu ren voorop lijken te lopen). Ook in de discussie bleek dat de planmatige aan pak van de automatisering, waarbij het hele archiefbeheer betrokken wordt, het wint van de meer incidentele, gericht op een enkele taak of een enkel pro- jekt. Dat wordt ook weerspiegeld in de al oude waarschuwing dat men moet vermijden bij de invoering van de computer te drijven op het enthousiasme van een enkele medewerker. Met betrekking tot het gebruik van de computer bij het toegankelijk maken viel een duidelijk overwicht van de traditionele opvattingen te constateren. Her komst heerste, pertinentie niet. Mocht al ooit de verwachting hebben bestaan dat de computer de archivaris wezenlijk zal helpen bij het oplossen van de pro blematiek van het inhoudelijk ontsluiten van de archieven, dan was daarvan hier weinig meer te merken. Als klein voorbeeld het volgende. NiXAS-Archiv biedt de mogelijkheid quasi automatisch standaardbrieven te produceren met opgave van de voor een bepaalde vraagstelling relevante archiefstukken in de met het systeem geïnventariseerde archieven. Het knopdruk-inlichtingensysteem lijkt daar, droom van elke onderzoeker en van menig geplaagd archiefambte naar. Echter, het systeem doet natuurlijk niet veel meer dan de legendarische domme bezoeker die de index op een inventaris verslijt voor de inhoudsopga ve van het archief. Al wat achter formele beschrijvingen schuil gaat blijft ver borgen; wat niet met pijn in het systeem is ingevoerd komt er nog steeds niet uit. Nog daargelaten het in dit verband wezenlijke vocabulaire-probleem; van enige vordering hier werd geen melding gemaakt. Daarmee komen we, mis schien verbazend, terug op het niveau van de afzonderlijke archieven. De be heersprogramma's lijken een vergrote belangstelling met zich mee te brengen voor het leiden van de onderzoeker via een (geautomatiseerde) Kompetenz- 306 kartei, overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de archiefvormers en dus van de in elk archief te verwachten informatie. Dit lijkt dan het strate gische ontsluitingsniveau te worden. Hier zou ook het vocabulaire-probleem het eerst moeten worden aangepakt. Daaraan moet dan de opmerking worden gekoppeld dat het er naar uit ziet dat de computer als efficiënte hulp bij het vervaardigen van inventarissen en plaatsingslijsten zijn plaats heeft veroverd en verder zal oprukken (elke inven- tarisator een eigen apparaat). Immers, zonder primaire ontsluiting van de ar chieven blijft het meta-systeem van de Kompetenz-kartei in de lucht hangen. Typerend voor de tijdens het symposium overheersende opvatting over ar chieven en automatisering lijkt mij tenslotte een interventie van mevrouw Menne-Haritz in de slotdiscussie. Zeker is de archiefwetenschap een onder deel van wat in het Duits zo mooi Informationswissenschaft heet. Deze bena dert informatie echter op een a- of zelfs anti-historische manier. Archivaris sen moeten zich niet laten fascineren en overdonderen door de schijnbaar effectieve en moderne manier waarop andere informatiebeheerders te werk gaan, maar duidelijk vasthouden aan de specificiteit van het materiaal dat zij zelf beheren. Die bepaalt hoe en waar de computer kan worden ingezet. Nauw contact met de andere informatici is daarbij wel nodig.5 Zonder verdere een oordeel te geven over de waarde van het symposium mag afsluitend wel gezegd worden dat het aan de doelstellingen van de organisato ren heeft voldaan. Er is een goed beeld ontstaan hoe het er met de automatise ring bij het traditionele archiefbeheer voorstaat en welke kant het daarbij uit gaat. De verslaglegging, hier en elders,6 maakt dat beeld hopelijk ook zichtbaar voor diegenen die niet hebben deelgenomen. De deelnemers hebben nuttige contacten gelegd en ervaringen uitgewisseld; uit de grote belangstelling over en weer voor eikaars programma's, die in sommige gevallen al direct tot uit wisseling leidde, mag wellicht worden geconstateerd dat men ook ideeën heeft opgedaan voor de eigen automatiseringspraktijk. Noten 1 Met dank aan alle medewerkers van het Rijks archief in Gelderland en diegenen daarbuiten die bij de organisatie van het Symposium heb ben geholpen. 2 Zie bijvoorbeeld het verslag van het Tweede Nederlands-Duits Archiefsymposium (Arnhem 1981), nab 85 (1981), 439 en volgende. 3 De registratuur met alles wat daar aan kan toorautomatisering en datacommunicatie aan vast zit wel, zo werd opgemerkt onder verwij zing naar de activiteiten van diverse automati seringsbedrijven (wang, Honeywell-Bull, Nix- dorf). Een van de wegen waarlangs ook het traditionele archiefwezen met de algemene automatisering te maken krijgt. 4 Zoals nog in 1984; vergelijk m. van driel, 'Ar chives and automation in the Netherlands: a survey' in: adpa, vol. 4 nr. 3 (1984), 41-47. 5 Vergelijk ook stevenl.hensen, 'Squaring the Circle: The Reformation of Archival Descripti on in AACR2', in: Library Trends 36 (1988), 539-552. 6 Uitgebreid in Archivpflege in Westfaien und Lippe, het tijdschrift van het Westfalisches Ar chivamt, Warendorfer Strasse 24, D4400 Münster; voorts in Der Archivar. 307

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 18