ORACLE-applicaties ontwikkeld voor de ondersteuning van bepaalde werk zaamheden. Zo is in Overijssel een charterbergingsprogramma vervaardigd, heeft Utrecht zich beziggehouden met zegel- en topografische atlasbeschrij vingen en is in Zeeland (voor de komst van de proeftuin archeion!) gewerkt aan een systeem dat de indices op inventarissen geautomatiseerd zou moeten integreren. In het Rijksarchief in Limburg is met behulp van de Olivetti m40 minicom puter onder andere het project Proverbal (ontsluiting van verbalen van het Pro vinciaal Bestuur) opgezet. Het ontbreken van voldoende menskracht heeft dit project vertraagd. Verder werd voor het charterproject het programma cha se ontwikkeld. In beginsel staan deze programma's ter beschikking van andere, belangstel lende rijksarchieven. Wel dienen de programma's, volgens de sar, in derge lijke gevallen voorzien te zijn van handleidingen. In de periode september 1987 tot april 1988 heeft het secretariaat van het bu reau van de algemeen wetenschappelijk medewerker deelgenomen aan het pro ject Memocom. Dit kantoorautomatiseringsproject werd opgezet door het mi nisterie van wvc in samenwerking met de ptt. Het project had tot doel het berichtenverkeer tussen het ministerie en bijvoorbeeld een 'buitendienst' soe peler te laten verlopen. Nog afgezien van de technische problemen, gaf ook de ingewikkelde verwerking van overgezonden berichten de doorslag voor de uiteindelijk negatieve beslissing van de Centrale Directie over een verdere uit bouw van dit systeem. Bovendien werd deze wijze van datacommunicatie in gehaald door de stormachtige ontwikkelingen van de fax-apparatuur. Conclusies Zoals vaker is gebleken, een automatiseringsproces legt een organisatie keu zes op, waarbij compromissen in wezen uitgesloten zijn. De 'domme' compu ter kan slechts de wensen van de organisatie (en dus mensen!) uitvoeren. On duidelijkheid in de programmatuur wordt gestraft met vastgelopen projecten. De overheid kent ze, bijvoorbeeld de geautomatiseerde besturing van de wal- raderketen bij Rotterdam en de studiefinanciering. Maar ook het bedrijfsle ven heeft zijn problemen: de invoering van de bancomaatpas heeft vele mislukte prototypes gehad. Automatisering dient de doelstellingen van een organisatie te volgen, niet andersom. Uniformiteit op hoofdlijnen (programmatuur en ap paratuur) is een tweede vereiste. Het automatiseringsproces bij de rad is in zijn eerste fase (1983-1985) te kenmerken als rangeren in de wildernis. Met beperkte middelen zowel in per sonele als in financiële zin werd gezocht naar een doelmatige aanpak van het proces. In organisatorische zin traden de nodige belemmeringen aan het licht. De reorganisaties van de Directie Monumenten, Musea en Archieven van het ministerie van wvc en van de afdeling Coördinatie Documentaire Informa tievoorziening van BiZa leverden de nodige problemen op. Maar ook binnen de rad kwam de projectorganisatie vaak slechts op papier tot stand. De geo grafische gedecentraliseerde vorm van de rad, de onbekendheid met de ma- 294 terie bij het grootste deel van zowel het leidinggevend als het middelbaar ka der en de trager dan gewenst verlopende opleiding waren hier mede debet aan. Tenslotte kenmerkte de eerste fase zich door het feit dat, door de noodzake lijke financiële steun van buitenaf, de rad in eerste instantie aan een reeds gestart proces ging deelnemen. Het bewerken van het proces, bijvoorbeeld (mini) asis naar (micro) maïs, vergde de nodige inzet van de weinig beschikbare men sen, die vaak ten koste ging van het begeleiden van het interne proces, dat door de afhankelijkheid van externe financiering toch al moeilijk beheersbaar was. De tweede fase (1985-1988) is te omschrijven als het leggen van de sporen. Het leerproces van maïs (kamerbreed!) bracht de sar ertoe voor archeion een proeftuinmodel te kiezen. De financiën kregen een structureel aanzien. Het feit dat tegen het einde van de eerste fase meer en meer medewerkers bij de organisatie betrokken raakten, gaf de sar de gelegenheid het werken met pro jectgroepen aanzienlijk op te voeren. Organisatorische en personele consequenties van het automatiseringspro ces zijn, mede gelet op andere ontwikkelingen bij de rad op dit gebied, op dit moment nog niet uitgekristalliseerd. Essentieel bij het automatiseringspro ces is dat het leidinggevend kader zich committeert aan de in gemeenschappe lijk overleg met de betrokkenen vastgelegde uitgangspunten. Automatisering kan alleen slagen, indien het door een brede laag van de medewerkers wordt gedragen. Anders eindigt de lange mars niet daar waar men wezen wil, maar in het niets. Noten Bij dit artikel is voornamelijk gebruik gemaakt van het archief van de Stuurgroep Automatise ring Rijksarchiefdienst en de notulen van het Convent van Rijksarchivarissen. Met dank aan P. J. Horsman voor het doorlezen van het ma nuscript. 1 nab 85 (1981), 431-438. 2 Zie voor het verslag nab 85 (1981), 439-443. 3 Verslag van het proefproject Boerhaave Auto matisering Museum-documentatie, Leiden 1983. 4 p.a. w.dingemans, 'Automatisering in het rijksarchief in Limburg', in: nab 89 (1985), 152-160; peter horsman en Theo Thomassen, 'Inventa riseren met een tekstverwerker', in nab 89 (1985), 90-94, en van de laatstgenoemde auteur, 'De resoluties van de Staten-Generaal tabellarisch geïnventariseerd', in: nab 89 (1985), 78- 89; j. hofman, 'Micro-Archief-Inventarisatie Systeem. Een eerste evaluatie', in: nab 90 (1986), 298-302. 5 'Een nieuwe stijl van confereren. Verslag van de VAN-studiedagen 1986', in: nab 91 (1987), 1- 8, onder redactie van paul brood. 6 Zie voor het verslag: th.h.p.m.Thomassen, 'Nieuwe achivarissen en nieuwe onderzoekers' in: nab 92 (1988), 1-27. 7 P.F.A. GUCHTENEIRE en G.C.M. DE SCHOEPDRIJ VER, Historische databestanden Nederland 1987. Uitgave van het Steinmetzarchief en werkgroep Geschiedenis en Informatica, het swidoc en de knaw. 8 Voor zover mij bekend, was op dat moment alleen bij de gemeentelijke archiefdienst van Amsterdam een automatiseringsplan, samen gesteld door H.J.Ernst en H. de Jongh, voor handen (september 1982). Over de uitvoering van de in dit rapport genoemde aktiviteiten is mij verder niets bekend. 9 De enige dienst binnen deze sector met speci fieke ervaring, vooral op het gebied van de na dere toegankelijkheid, was Mardoc te Rotter dam. Deze organisatie is in 1987 omgevormd tot de Stichting IMC/Mardoc en houdt zich voornamelijk bezig met de museale automatise ring. 10 Bij het Rijksarchief in Limburg werd al in 1984, op huurbasis, een m40 Olivetti minicom puter geïnstalleerd voor een periode van vijf jaar. 11 Op dit moment zijn er circa vijf Tulip PC's en enkele Schneider Amstrad PC's onder dit mot to door rijksarchieven in de provincie aange- 295

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 12