INVENTARIS ARCHIEF zige gevoel van een steeds opnieuw blijkend gebrek aan begrip en belangstel ling voor zijn werk bij de autoriteiten van de stad. Zijn ingediende plannen voor het verrichten en publiceren van allerlei geschiedkundige onderzoekin gen botsten regelmatig met de opvatting van het college van Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden over de door de archivaris te verrichten werk zaamheden. Men bleef er op aandringen, op den duur bijna in de vorm van aanmaningen, om de prioriteiten te blijven leggen bij het toegankelijk maken van de aanwezige verzamelingen en het doen drukken van catalogi en inventa rissen. Eekhoffs mening dat het in orde brengen van de archieven etcetera het nevendoel en het voldoen aan allerlei opdrachten het hoofddoel van zijn werk was, stond dientengevolge recht tegenover die van zijn broodheren, 'die voor het overige zelden hun belangstelling toonden'. Het illustreert dat Eekhoff tot de generatie archivarissen behoorde die niet op de archiefkamer van het stad huis terecht was gekomen om archivaris te wezen, maar omdat zich daar de bronnen voor hun historische onderzoekingen bevonden. Direkt na Eekhoff kwam er een snelle wisseling van gemeentearchivarissen. In 1881 werd benoemd mr. J. J. L. baron van Fridagh, die als gevolg van tra gische persoonlijke omstandigheden nimmer in functie is getreden. In de ja ren 1882-1884 vervulde mr. A. Telting, bekend om zijn uitgave van onder an dere de Friese stadsrechten, de archivarisfunctie. Reeds na twee jaren trad hij in dienst van de gemeente Zwolle om later tot aan zijn dood in 190715 werk zaam te zijn op het Algemeen Rijksarchief. Tot zijn opvolger werd F. Fontein Tuinhout benoemd, van wiens hand een inventaris verscheen van de rechter lijke archieven van Leeuwarden die in 1883 van het Rijk waren ontvangen. Zijn Leeuwarder dienstbetrekking duurde evenals die van Telting slechts twee jaren. Hun bezoldiging was van dien aard, dat zij reeds na korte tijd een bete re positie zochten en vonden.16 Van 1887 tot 1895 bezette J. C. Singels de stoel van gemeentearchivaris van Leeuwarden. Met zijn benoeming verruilde hij het gedurende 25 jaar vervulde ambt van Hervormd predikant, dat hij in Spijk (Z.H.) en Koog aan de Zaan had uitgeoefend. Hij maakte de door Telting aangevangen omwerking van Eek hoffs inventaris van het oud archief van Leeuwarden af en liet deze in 1893 drukken. Deze omwerking was nodig geoordeeld vanwege de vorm van de be schrijvingen en de aard en omvang van de noten. De door Eekhoff zelf ont wikkelde 'inventarisatiemethode' - tenslotte was dat terrein in zijn tijd nog am per betreden-had een inventaris tot resultaat gehad die veel leek op een historisch handboek met allerlei conclusies. Telting en Singels, van een latere generatie archivarissen, keurden met name het persoonlijke stempel af die in de nootbesprekingen van de beschrijvingen tot uiting kwam. Evenmin was re kening gehouden met het herkomstbeginsel. De stukken van het eigen oude stadsarchief waren vermengd met andere bescheiden die door schenking, ver koop en kopiëring waren verworven. Het werk van Eekhoff was dan ook eer der een catalogus van een verzameling stukken te noemen dan een inventaris van een archief. De bewerkers pasten Eekhoffs inventaris overeenkomstig hun bezwaren aan, doch lieten zijn opzet van een chronologische indeling onge wijzigd. Hun werk genoot daardoor de twijfelachtige eer om landelijk als voor beeld te dienen, hoe een inventaris niet moest worden ingedeeld. De opstellers LEEUWARDEN. E E R S E K A M E R OLDEHOVE. HOOFDARCHIEF, ARCH IE VENKAST A. Lade I. Vóór-historisch tijdvak. No. 1. „Leeuwarden, de Middelzee en het Oera Linda boek." Betoog van Dr. J. G. Ottema dat de in genoemd handschrift vermelde „burcht Ljudgarda gelegen was ter plaatse, waar nu Leeuwarden ligtdat die burcht door het ontstaan der Middelzee verwoest is om streeks het jaar 310 voor Chr.; dat het dorp Ljudwardia het begin is geweest van Leeuwardendat men den inhoud van het Oera Linda boek met recht mag noemen de prehistorische geschiede nis van Leeuwarden" enz. Afzonderlijke druk in gr. 8». Oct. 1876. Indien de onechtheid van het altijd merkwaardige Oera Linda-boek al moge bewezen worden, dan verdient toeh deze voorstelling, dio inkleeding en dit betoog altijd de aandacht, al ware het enkel eene overlevering of dichterlijke schepping. Zie vorder de portefeuille met vóór- en tegenschriften in den Catalogus der Stedel. Kunstverz. bl. 256. 1 eerder een catalogus van een verzameling stukken dan een inventaris van een archief. Eerste bladzijde van de, in kleine oplage verschenen Eekhoff-inventaris, die later door Telting en Singels is omgewerkt. 205 204 VAN HET DEK STAD BEVATTENDE NAAR TIJDSORDE DE STUKKEN VAN HET MEESTE BELANG IN 30 LADEN VAN DE

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 9