Het gemeentearchief van Leeuwarden bestaat 150 jaar Wim van Driel dan maar zitten'. De rijksarchivaris is het gezicht naar het provinciaal bestuur, de verenigingen - hij is het rijksarchief. De rijksarchivaris moet veel weg zijn, er wordt gezegd dat hij gemiddeld de helft van de tijd niet op kantoor is. Pirenne acht een introverte rijksarchivaris een groter gevaar dan een rijksarchivaris die altijd weg is. Van hemzelf werd gezegd 'dat ik meer door het raam naar buiten keek, dan dat ik de kamers van mijn medewerkers binnen wandelde''Misschien heb ik de accenten naar bui ten toe wel te zwaar aangezet' erkent hij, maar hij houdt staande dat de rijks archivaris aan de weg moet timmeren, aanwezig zijn op congressen, colloquia. 'Het Rijksarchief is er dan, niet meneer Pirenne'. Hij ontkent niet dat die hou ding binnenshuis wel eens problemen heeft opgeleverd; hij maakt een vergelij king met het grote gezin dat uitroept 'we zien vader nooit meer'. De medewer kers kregen het gevoel dat hij attenter reageerde op wat er buiten de deur gebeurde dan op zaken in het gebouw. 'Dat leek zo, maar was het niet.' De rijksarchivaris en zijn klanten Pirenne is trots op wat er binnen het Rijksarchief is gepresteerd. 'Wij waren de eerste die begonnen met een inventarisreeks. En ik ben trots op de studie zaal. Dank zij de afdeling externe dienstverlening heeft het archief een goede naam. Men komt er graag'. Hij heeft er echter wel moeite mee als medewer kers zich formeel, 'zo ambtelijk', opstellen. 'Als het niet per se hoeft, dan moet je de regeltjes niet hanteren. We zijn er niet voor ons zelf, maar voor de klant. Ik vind het fijn als het druk is, de studiezaal vol zit, er een groep in de hal loopt voor een cursus, een andere groep een tentoonsteling wil bekijken. Ik hol ook meer door het gebouw dan ik loop. Maar anderzijds overschat ik mis schien de spankracht van de medewerkers, zoals zij soms de mijne deden'. Pirenne heeft, ook als rijksarchivaris, altijd geprobeerd de contacten met de universiteit warm te houden. Maar hij is evenzeer van mening dat het ar chief 'als democratische instelling' voor alle categorieën bezoekers open moet staan. 'Ik ben niet iemand geweest die de genealoog negatief heeft beoordeeld. Het woord "geslachtszieken" zul je mij niet horen zeggen, dat vind ik een on sympathiek woord'. De archieven hebben zijn inziens veel, onder andere de grote gebouwen, mede aan hen te danken. Pirenne maakt een vergelijking met de krantenmagnaat die een populair blad uitgeeft en met de winst daarvan ook een wetenschappelijk blad kan uitbrengen. En de archivaris als wetenschapper? 'Rond de jaren 1960 kon ik nog wel een boek schrijven, zo'n tien jaar later was het al een geweldige inspanning om een artikel van 35 bladzijden te schrijven en nu kost het veel moeite om een artikel van tien bladzijden neer te pennen. Je hebt eigenlijk de rust niet meer. Je kunt de concentratie niet meer opbrengen. Na mijn pensionering denk ik toch dat ik probeer weer archiefonderzoek te doen'. Het stadsarchief heeft hem daarvoor zelfs al een kamer aangeboden, maar 'ik ga eens kijken of het lukt in de studiezaal van het rijksarchief, dan zie je de klant nog eens. Wat dat betreft heb ik het kleinschalige denken van het kleine archief, van betrok kenheid bij de klanten, blijven behouden'. Als hij de balans opmaakt constateert Pirenne 'ik ga eigenlijk heel tevreden en dankbaar dit huis uit'. 198 In het jaar 1838 benoemde de Leeuwarder Gemeenteraad Wopke Eekhoff tot 'stadsarchivarius'. Hij kreeg de sedert enkele eeuwen op het stadhuis bewaar de stedelijke archiefstukken onder zijn beheer, evenals de bibliotheekboeken en kunstvoorwerpen. Met deze benoeming werd de basis gelegd voor de instel ling die zou uitgroeien tot het thans in de Grote Kerkstraat gehuisveste Ge meentearchief, waar een dertiental personen werkzaam is. Archiefmedewer ker Wim van Driel geeft een overzicht in de serie De historie van de archivaris. De Leeuwarder archieven voor het jaar 1838 Ook in vroegere eeuwen was de historische waarde niet de voornaamste reden voor archiefvorming. Aanvankelijk werden door een overheid slechts de be langrijkste bescheiden bewaard die zij had ontvangen en die bewijzen waren van verkregen voorrechten of van verdragen met andere overheden.1 Deze 'charters' werden in Leeuwarden eerst opgeborgen in een stadskist. Naar ver moed wordt is na de verhuizing van het stadhuis van de Grote Hoogstraat naar de Nieuwestad/Herenwaltje in het jaar 1597 een eikehouten 'stadskast', later 'loketkast' geheten, in gebruik genomen. Deze kast, thans in het Gemeentear chief, bezit nog altijd 24 laden en zal door de eeuwen heen in de 'brieffcamer' of 'boek en actenkamer' op de tweede verdieping van het huidige uit 1715 da terende stadhuis geplaatst zijn geweest. Uit zijn instructie uit het jaar 163 92 blijkt dat de secretaris van de stad be last was met het dagelijks archiefbeheer onder toezicht van de vier burgemeesters die toentertijd deel uitmaakten van het dagelijks bestuur van Leeuwarden. Zij ook bewaarden, afzonderlijk, als extra waarborg voor de veiligheid, de vier sleutels die de deur van de loketkast konden afsluiten. Omdat de 'voorsegde casse niet geopent mogte worden als int bijwonen van twee van de vier borge- meesteren' was het tevens de taak van de secretaris, teneinde op praktische gronden een frequente raadpleging te beperken, om voor het dagelijks gebruik een inventaris bij te houden 'van alle afgedane processen'. Dit nog altijd aan wezige register3 is door de stadssecretaris Gellius Hillama in 1597 aangelegd en door diens opvolgers tot circa 1730 bijgehouden. 199

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 6