land als uit Nederland laten zien dat uitgebreid en nauwkeurig onderzoek door goede coördinatie een uitstekend naslagwerk kan opleveren. De aanleiding tot publicatie van dit coöperatieve product is een politiek- historische. Vanaf de Middeleeuwen tot de Franse tijd lag het Overkwartier van Gelre (in het boek consequent Gelder genoemd) in een territorium dat grote delen van het huidige midden en noorden van Limburg en een stukje gebied gelegen in het aangrenzende westen van de deelstaat Noordrijn-Westfalen in de Bondsrepubliek Duitsland omvat. De territoriale ontwikkeling van het graafschap, na 1339 het hertogdom Gelre, wordt geschetst en met illustratieve kaarten toegelicht in de hoofdstukken van G. Venner en A. Berkvens. Eerstgenoemde auteur is ook verantwoordelijk voor definiëring en status questionis van het onderwerp en opent daarmee het boek. In het vierde hoofdstuk bespreekt Venner de herkomst van de zegels die de verschillende onderzoekers bestudeerd hebben. Voor zover in het onderhavi ge geval sprake kan zijn van beperking, hebben de auteurs 'slechts' aandacht besteed aan de zegels van locale wetgevers en administrateurs, te weten die van steden, schepenbanken en kerspels. Onmisbaar voor het catalogusgedeelte is de hier besproken definiëring en functie van de verschillende soorten zegels die in de genoemde periode werden gebruikt (stadszegels, schepenbankzegels, geheimzegels, sluitzegels etcetera). S. Frankewitz tekent tenslotte voor het laatste hoofdstuk waarin hij naast kunsthistorische achtergronden ook zaken bespreekt als de periode waarin de zegelstempels werden vervaardigd, de vormgeving (on der andere formaat, beeldenaar en randschrift) van de zegels en hun gebruiks duur. Het tweede en grootste gedeelte van het boek omvat de catalogus van ze gels. Deze is samengesteld door verschillende auteurs die terdege bekend zijn met de locale situatie. In alfabetische volgorde volgen per plaats de oudste ge gevens over de schepenbank en de eventuele ontwikkeling tot stad in juridi sche zin, de beschrijving van de zegels onder vermelding van hun benaming en het eerste en laatstgevonden exemplaar. Van alle besproken zegels is een foto opgenomen. Interessant zijn de passages waarin de auteurs wat meer zeggen over het ont staan van de zegels en hun stilistische kenmerken. Het doornemen van de no ten maakt de lezer bij tijd en wijle wel heel nieuwsgierig naar de achtergron den van vindplaats en inhoud van de charters. Zo hangt het oudst bekende grote stadszegel van Geldern aan een oorkonde uit 1290 die zich bevindt in het archief der graven van Vlaanderen (blz. 151, noot 6). Het ontbreken van dit soort informatie betekent natuurlijk geen verwijt aan de onderzoekers; het bevestigt veeleer de enorme omvang van de speurtocht die zij hebben verricht. Dat het af en toe mogelijk is de auteurs te betrappen op een manco in de tekst kan men hen gezien de uitgestrektheid van het onderwerp natuurlijk niet kwalijk nemen. Zo meent Frankewitz abusievelijk dat de oudste schriftelijke vermelding van het stadswapen van Geldern uit 1492 stamt, terwijl deze bijna 100 jaar eerder te plaatsen is. Een citaat uit de Gelderse stadsrekening van 1398 (fol. 115v) luidt namelijk als volgt: om 2 brieffbusken dye men to Nemmegen maeckden daer statwapen op steyt. Opvallend in het boek is de afwisselend Nederlandse en Duitse tekst (met dezelfde inhoud!) hetgeen waarschijnlijk noodzakelijk was voor het verkrij- gen van subsidiegelden van de diverse instanties. Het zou evenwel zinvol ge weest zijn de noten uniform aan het eind van elk Nederlands/Duitse hoofd stuk af te drukken en de plaatsing niet af te laten hangen van de moedertaal van de auteur. Het lijkt mij bovendien onnodig afbeeldingen dubbel te plaat sen. Inhoudelijk gezien bieden de genoemde auteurs in de inleiding zinvolle en onmisbare achtergrondinformatie voor het besproken onderwerp. Helaas worden met name de inleidende hoofdstukken ontsierd door talrijke typ- of drukfouten. Dit laatste neemt niet weg dat het boek een zeer degelijke indruk maakt. Het is voor het gebruik als naslagwerk stevig gebonden en voorzien van haar scherpe foto's, waarvan een aantal in prachtige kleurendruk. Vergelijking van het gepresenteerde materiaal wordt op deze wijze aanzienlijk vergemakkelijkt. Willem Kuppers Archiefbeheer a. van giessel, F. c. J. ketelaar, a. J. M. den TEULING (red.) Archiefbeheer in de praktijk. Alphen aan den Rijn, Samsom uitgeverij 1986. ISBN 90 6500 731 8. 650 pagina's, ƒ275,paginaprijs 0,39 (per 1 juli 1988). 'Archiefbeheer in de praktijk: daarmee hebben we allemaal te maken'. Zo be gint het voorwoord van een zeer kloek losbladig handboek, waarin de in de kop genoemde redactieleden, aangevuld met een aantal gespecialiseerde registra- toren, (bedrijfs)archivarissen en literatuuronderzoekers, op een zo volledig mo gelijke wijze en volgens de hedendaagse opvattingen de verschillende aspecten van het vakgebied van de registratoren en archivarissen behandelen. Het werk is bedoeld voor zowel de archiefverzorgers die in de kleine en middelgrote or ganisaties werken en niet als zodanig zijn opgeleid, als voor diegene die wel een opleiding als archiefverzorger, registrator, documentalist of bedrijfs- cq overheidsarchivaris hebben gevolgd. Het proces van de totstandkoming van informatie komt niet aan de orde. In dit handboek wordt een breed scala van onderwerpen op diepgaande wijze behandeld. Voor wie het werk nog niet kent moge dit duidelijk worden uit de onderstaande opsomming. De archiefvorming Er wordt aangegeven wat er onder archiefbescheiden moet worden verstaan, door wie en op welke wijze archief kan worden gevormd en waar archieven voor kunnen dienen. De organisatie van het archiefwezen De belangrijkste archieforganen bij de overheid, bedrijven en instellingen met hun wettelijke taken en bevoegdheden en de landelijke vakorganisaties worden behandeld. Het archiefrecht Aan de orde komt het archiefrecht voor de overheid, zoals dit in de Archiefwet 1962 en andere regelingen is vastgelegd. Controlelijsten van de Rijksarchiefinspectie zijn als bijlage opgenomen. De organisatie van het archiefbeheer Meer uitgebreid wordt ingegaan op de organisatie van het archiefbeheer en op de taken van post- en archiefafdelin- 254 255

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 34