dat degenen die als ambtman fungeerden vaak plaatsvervangers waren van de
pandhouder. De controle op het functioneren van de ambtman blijkt gebrekkig.
In de volgende hoofdstukken wordt ingegaan op de taken van de ambtman.
Hierboven is al een omschrijving van zijn opdracht gegeven en een nadere de
finitie is moeilijk te geven door de diversiteit van taken. Men kan ze in een
aantal groepen onderbrengen: rechtspraak, waterstaatsbeheer, administratie,
bestuur, militaire zaken, handhaving van hertogelijke regelen en belastinghef
fing. Buiten die ambtsgebonden taken kregen sommige ambtmannen van de
hertog (/graaf) overigens nog allerlei opdrachten, afhankelijk van het vertrou
wen dat hij in hen stelde en van de capaciteiten en mogelijkheden die een af
zonderlijke ambtman had.
Rustig handelt de auteur de verschillende ambtsgebonden taken van de ambt
man af. Aangezien de ambtman een veelzijdig takenpakket had, wordt ons
op veel terreinen van overheidsingrijpen en rechtspraktijk een inkijk gegund.
Ten behoeve van de toegankelijkheid neemt de auteur de tijd voor uitleg aan
niet juridisch geschoolden van, bij voorbeeld, het verschil tussen accusatoire
en inquisitoire strafrechtspleging. Ook wie meent te weten wat dijkbreuken
zijn, maar zich afvraagt wat weteringbreuken zijn, wordt geholpen. De aan
gehouden praktijk wordt in voetnoten steeds verduidelijkt door wel gekozen
rechtsregels of voorbeelden uit de bronnen. Soms strijdt zij wel erg met ons
rechtsgevoel, bij voorbeeld wanneer iemand bestraft wordt omdat die bij een
ongeluk de dood vond of iemand beboet die een kind verloor dat van een wa
gen viel. En passant wordt het oudste geval van verbranding van een tovenaar
in Gelre geconstateerd. In sommige opzichten verschilden de taken van de ambt
man in het ene ambt van taken in het andere. Zo waren de taken op het gebied
van rechtspraak in civiele zaken beperkter in ambten met schepenrechtspraak
dan in ambten waar deze ontbrak. De Bommeler- en Tielerwarden hadden naast
de ambtman eigen dijkgraven, zodat de ambtman daar op waterstaatkundig
terrein minder om handen had. De auteur geeft tevens aan op welke gebieden
het rechtsstelsel en de rechtspraktijk evolueerden en de taken van de ambtman
mee veranderden.
Afgesloten wordt met slotopmerkingen, waaronder een korte vergelijking
met soortgelijke functionarissen elders en de conclusie dat het verschijnsel ambt
man in het kwartier van Nijmegen, zoals in het voorgaande is benoemd, in
derdaad past in het type overheidsdienaar aan het hoofd van een district dat
in de dertiende eeuw in continentaal Europa verschijnt en zich in de veertiende
eeuw consolideert.
De belangrijkste bronnen voor de auteur zijn geweest de ambtsbrieven (oor
konden die de benoeming van een ambtman regelen), de ambtmansoorkon
den (oorkonden door een ambtman uitgevaardigd), de ambtmansrekeningen
(waarin de ambtman zich voor de hertog (/graaf) verantwoordt) en de land-
rechtbriven (hertogelijke grafelijke oorkonden waarin bepaalde rechten per
ambt zijn vastgelegd). Van deze bronnen heeft hij een zo uitgebreid mogelijke
collectie aangelegd. Voor de beschrijving van het ene aspect van de ambtman
bood het ene type bron meer steun, voor het ander weer een of meer andere.
Verder is gebruik gemaakt van brieven en bevelschriften en nu en dan van een
landdagreces en van jongere procesdossiers waarin wordt teruggeblikt op het
verleden. Uit rechterlijke archieven, voor zover die al van vóór 1543 bewaard
250
zijn, waren weinig inlichtingen te halen. Zeker wat betreft de aanvullende bron
nen is het werk van de auteur bemoeilijkt door het feit dat belangrijke fondsen
nog niet geïnventariseerd zijn en dat er nog weinig nadere toegangen bestaan.
Vooral een definitieve inventaris van en meer nadere toegangen op het archief
dat nu al de meeste bronnen heeft geleverd, het 'archief van de graven en her
togen van Gelre, graven van Zutphen', kortweg het 'Hertogelijk Archief' ge
heten, kan nadere informatie opleveren. Ook studies naar vergelijkbare func
tionarissen elders in Gelre en in omliggende gewesten zullen leiden tot een
scherpere omschrijving van rechtspositie en takenpakket van de ambtman, al
hoewel natuurlijk ook regionale verschillen meer naar voren kunnen komen.
In het Hertogelijk Archief ligt bij voorbeeld een fraai dossier uit circa 1530
over het functioneren van ambtman Rolof Huynge in Groningen. Toch had
de auteur, juist omdat hij aan begin en eind van het boek aangeeft dat de ambt
man past in het type van een algemeen voorkomende functionaris, wat meer
werk kunnen maken van vergelijkingen met functionarissen over wie al wel
publicaties zijn verschenen.
Het werk van de auteur is mede bemoeilijkt doordat hij met zijn brede veld
van onderzoek op een groot aantal niet of nauwelijks beschreven terreinen stuit.
Wie een onderwerp voor publicatie zoekt kan heel wat hints vinden in het boek.
De roep om studies over het privaatrecht buiten de steden en over de geestelij
ke rechtspraak dringt zelfs tot de stellingen bij het proefschrift door. Ik zeg
zo vele recensenten na: deze studie is een mooie stap in de goede richting, er
zouden nog zo vele van deze stappen moeten komen.
Terug naar het boek. Na de slotopmerkingen volgen nog een Duitse samen
vatting, een bijlage waarin al degenen worden opgesomd die tot 1543 in het
kwartier van Nijmegen ambtman waren of een vergelijkbare functie uitoefen
den, lijsten van geraadpleegde archieven, literatuur en gedrukte bronnen, een
zaakregister, een namenregister, een overzicht van de ambten in een aantal peil
jaren en een kaart van het kwartier van Nijmegen met zijn ambten rond 1450.
Het overzicht van ambtsdragers laat zien hoe bepaalde punten uit het hoofd
stuk over de rechtsverhouding tussen hertog en ambtman in de praktijk uit
vielen. Voor historicus en archivaris/inventarisator vormen dergelijke lijsten
tevens welkome grondstenen. Het had overweging verdiend om van enkele van
de hoofdbronnen, zeker van de landrechten, een overzicht als bijlage op te ne
men.
Van de stellingen bij het proefschrift mag ik lezers van dit tijdschrift num
mer 9 niet onthouden. Deze luidt: 'In de reeks Overzichten van de archieven
en verzamelingen in de openbare archief plaatsen in Nederland (Alphen aan
de Rijn 1979 en volgende) zijn de heerlijkheidsarchieven ten onrechte gerang
schikt onder niet-overheidsarchieven'. Ten aanzien van stelling 12 kan wor
den opgemerkt dat Nijmegen dan wel geen Ambtmanstraat kent, maar dat er
wel een Burggraafstraat is.
Paul Moors
251