derzoek naar de ontwikkeling van de Amsterdamse beroepsstructuur tussen
1830 en 1900. Tenslotte kan ik mij slechts aansluiten bij het beroep dat de Com
missie Broncommentaren bij verschillende gelegenheden heeft gedaan om al
dan niet uitgewerkte Broncommentaren ter publicatie aan te bieden. Men raad
plege daarvoor eerst de Handleiding bij het vervaardigen van een Broncom
mentaar, te verkrijgen bij drs. P. W. J. den Otter, Rijksarchief in Overijssel,
Postbus 1227, 8001 BE Zwolle (038-540722). De Broncommentaren zelf zijn
te verkrijgen bij Uitgeverij Verloren, Alexanderlaan 14, 1213 XS Hilversum
(035-859856).
Tot nu toe verschenen Broncommentaren:
I p.m.M.klep, a. lansink en w. vanmulken, De kohieren van de gemeentelij
ke hoofdelijke omslag 1851-1922 (1982);
II P.M.M.KLEP, A. LANSINK en W. F. M. TERWISSCHA VAN SCHELTINGA, De registers
van patentplichtigen 1805-1893 (z.j.)
III j.l. VAN ZANDEN, De Volkstelling van 1807/08 (z.j.)
iv j.l. van zanden, De 'Registres Civiques' 1811 (1812, 1813) (z.j.)
v B.KOERHUIS, w. van mulken, De militieregisters 1815-1922 (1986)
vi-ix b. m. a. de vries, De lijsten van kiezers ter benoeming van afgevaardigden voor
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en de Gemeen
teraad 1851-1886;
M. DUiJGHUYZEN en p.m. M. klep, De Staat van Fabrieken en Trafieken van 1
augustus 1816;
M. DUIJGHUYZEN, De Staat van Fabrieken en Werkwinkels van 31 december
1819;
F. F. j. m. geraedts, De Hinderwetbescheiden 1811-1952 (1988).
Ad Knotter
Ambtman van Nijmegen
j. a. e. kuys, De ambtman in het kwartier van Nijmegen (ca. 1250-1543). Nij
megen, Gerard Noodt Instituut, 1987 (Publicaties van het Gerard Noodt In
stituut 10). xii434 blz., kaart, 38,—
'Sehr zu begrüssen' noemde al in 1986 Stephan Frankewitz in Die geldrischen
Amter Geldern, Goch und Straelen im spaten Mittelalter (Geldern 1986) de
te verschijnen rechtshistorische dissertatie van Jan Kuys. Wie het inmiddels
verschenen werk voor zich heeft liggen kan deze woorden alleen maar beamen.
Het goed verzorgde en in heel plezierige stijl geschreven boekwerk is zeer te
begroeten voor wie belang stelt in de geschiedenis van het overheidsapparaat
en van de institutionele geschiedenis, vooral op het platteland, vóór 1800.
De studie handelt over een type van overheidsdienaren die niet waren ver
bonden aan het centrale hof van hun heer, maar die hun heer vertegenwoor
digden in de verschillende gebieden die aan diens gezag waren onderworpen.
In een bepaalde fase van de middeleeuwen traden ze overal in onze streken
naar voren. Hun takenpakket vertoonde van streek tot streek een grote mate
248
van overeenkomst, al droegen ze verschillende benamingen. Deze functiona
rissen stonden in Gelre aan het hoofd van landsheerlijke bestuursdistricten die
ambt genoemd werden. Sinds het verschijnen van een studie van IA. Nijhoff
over de ambtman van Over-Betuwe in 1847 is gedurende meer dan een eeuw
geen fundamenteel onderzoek verricht naar dit type functionaris. De auteur
wil voor de periode tot 1543 voor een gedeelte van het voormalig hertogdom
Gelre in deze lacune in kennis voorzien. De keuze viel op het kwartier van Nij
megen. De begrenzingen in tijd en ruimte zijn aangebracht op praktische gron
den. Naar verhoudingen in genoemd gebied heeft de auteur al eerder onder
zoek verricht. Plezierige bijkomstigheid is dat het kwartier een tamelijk groot
aantal ambten kende (tot negen toe in de jaren 1435-1446), waardoor algeme
ne, de ambtsgrenzen overschrijdende kenmerken van het hoofd van deze dis
tricten beter kunnen worden onderkend. Aangezien dit hoofd in de meeste amb
ten ambtman heette (uitzonderingen zijn het Rijk van Nijmegen met zijn
burggraaf en het land-van Buren met zijn drost) is deze benaming gekozen als
verzamelterm bij de bespreking van de functies van dit type ambtenaar en het
functioneren van deze functionaris in dit kader. In tijd is gekozen voor de af
grenzing 1543, het jaar dat de souvereiniteit aan Karei v moest worden over
gedragen. Heeft deze gebeurtenis de nodige consequenties gehad voor de vorm
van het centraal Gelders bestuur (en dus voor de archiefvorming), voor de ambt
man vormt het jaar geen duidelijk scheidingspunt.
In het eerste hoofdstuk gaat de auteur in op ontstaan en ontwikkeling van
ambten en ambtmanschap. Uit de rekening van het graafschap Gelre over 1294-
'95 blijkt voor het eerst dat heel het kwartier van Nijmegen in ambten was op
gedeeld. Niet alle ambten zullen tegelijkertijd ontstaan zijn. Ambtenaren met
deze bestuurlijke districten worden al eerder, sinds de jaren rond 1250 vermeld.
In 1294-'95 hadden ze nog taken op het gebied van het beheer van landsheer
lijke domeinen en was hun juridische taak beperkt door het gelijktijdig optre
den van een drost. In het begin van de veertiende eeuw werden rentmeesters
voor de domeinen aangesteld en verdween de drost, de ambtenaar die sinds
dien in de meeste ambten ambtman genoemd werd kreeg toen de taken die hij
sedertdien vervullen moest. Hij diende zich bezig te houden met alles wat bin
nen de grenzen van het ambt de belangen van de landsheer raakte, met uitzon
dering van domeinen en leengoederen. Het takenpakket heeft geen belangrij
ke wijzigingen ondergaan. Wel betitelen bronnen de ambtman bij vervulling
van bepaalde taken als richter of dijkgraaf, zonder dat we dan ineens met een
ander te doen hebben. De ambten namen in aantal toe door afsplitsingen en
Gelderse bezitsverwervingen en af door bezitsverliezen. In de loop der tijd wer
den ze onderverdeeld in subdistricten.
Doordat de overeenkomsten tussen de ambtmannen in de afzonderlijke amb
ten groot zijn kon de auteur verder thematisch de verschillende aspecten van
de ambtman beschrijven en behoefde er geen uitsplitsing per ambt te geschie
den. In het tweede hoofdstuk komt de rechtsverhouding tussen de Gelderse
hertog (vóór 1339 graaf) en de ambtman aan bod. Hiervoor ontbreken mo
derne arbeidsrechtelijke begrippen, om deze rechtsverhouding inhoud te ge
ven neemt de auteur daarom de diverse aspecten onder de loep. Hij consta
teert onder meer dat de ambtmanschappen veelvuldig verpand waren, hetgeen
verhuld wordt, omdat de landrechten het eigenlijk niet toestonden, en ontdekt
249