dit laatste ambt. Hij overleed in 1392.30 Het woordje nuper (onlangs) levert aldus een terminus post quem op van kort na 1383. En zou het feit dat hij nog niet 'wijlen' genoemd wordt kunnen duiden op een terminus ante quem van 1392? Andere vermeldingen van personen, voorkomend in interpolaties, verschaffen ons enige termini ante quos. Enige voorbeelden mogen hier volstaan. Op het octaaf van Allerzielen (folio 5 verso) wordt het anniversarium van Joannes van Eynatten, proost van 1485 tot 1510,31 gevierd. De inschrijving is een dui delijke interpolatie, maar een vrij recente. Een veel oudere interpolatie, even eens herkenbaar aan het woordje Nota, is de vermelding in het begin van juli (folio 28 verso) van het jaargetijde van wijlen Wilhelmus van Sinte Margrae- ten junior, scholasticus van de Sint-Servaas. Vermeld van 1381 tot aan zijn dood in 1414, liet deze Wilhelmus voldoende kapitaal na voor de stichting van een jaargetijde en elf commemoraties.32 Deze interpolatie verschaft dus de ter minus ante quem van 1414. Een andere, aan de aanduiding Nota herkenbare interpolatie (folio 11), vermeldt dat omtrent het feest van de H. Gregorius het jaargetijde gevierd moest worden van Arnold van Horn, bisschop van Luik van 1378 tot 1389. Deze overleed op 8 maart 1389. Zijn jaargetijde werd ech ter pas op 24 augustus 1412 gesticht door de overdracht door kanunnik Wil lem van Gruysbeke aan het kapittel van Sint-Servaas van een cijns van 36 schel lingen en 3 kapoenen op een huis.33 Hieruit kan de terminus ante quem 1412 afgeleid worden. Vermeldingen van liturgische gebruiksvoorwerpen De ordinarius bevat tenslotte veel gegevens over liturgische gebruiksvoorwer pen van de Sint-Servaaskerk, voornamelijk reliekhouders. Voor een fijnmazi ge datering van ons handschrift bieden deze vermeldingen doorgaans weinig tot geen houvast, want, zoals de auteurs van een recente publicatie over de schatkamer van de Sint-Servaas reeds betreurden: 'Helaas is niet van al deze voorwerpen bekend waar ze vandaan komen of door wie en wanneer ze aan de Sint-Servaaskerk zijn geschonken'.34 Bovendien is de op kunsthistorische gronden en op stijlelementen gebaseerde datering van de voorwerpen dikwijls te vaag casu quo te onzeker om er harde conclusies uit te kunnen trekken. Veel van de stukken die nu nog in de schatkamer van de Sint-Servaaskerk van Maastricht te bewonderen zijn, worden in de ordinarius vermeld, voorna melijk bij gelegenheid van processies. Zo bezit de schatkamer vier tabulae (re liekhouders in de vorm van een plaat) met stukjes van het H. Kruis. Deze ta bulae, drie kleine en een grote, voorzien van leeuwenpoten, en olie van de H. Catharina bevattend, zijn waarschijnlijk in Maastricht vervaardigd einde dertiende - begin veertiende eeuw.35 Deze laatste reliekhouder werd getoond op het feest van de H. Catharina (folio 6). Het veertiende-eeuwse ostensorium (reliekhouder) met relieken van de H. Agnes36 werd gebruikt bij de liturgie van de feesten van Cecilia en Agnes (folio 6 en 9 verso). De veertiende-eeuwse re liekhouder met de haren van de H. Maagd Maria en van Sint Jan Evangilist37 werd bij verschillende gelegenheden gebruikt: op het octaaf van Maria Geboorte (folio 3 verso), met Kerstmis (folio 7 en 7 verso), op het feest van St. Jan Evangelist (folio 8), met Maria Geboorte (folio 11 verso), op het feest van Jo hannes voor de Latijnse Poort (folio 20) en op het feest van Sint Servaas (folio 21). Ofschoon het voorkomen van al deze veertiende-eeuwse stukken nogmaals aangeeft dat de ordinarius uit het einde van de veertiende eeuw dateert, ver schaffen de vermeldingen ons verder geen nauwkeurige datering. Slechts één pronkstuk uit de schatkamer stelt ons in staat de datering van het handschrift te verfijnen. Op verschillende plaatsen spreekt de ordinarius over een reliekhouder monstrantia of jocale), geschonken door Robinus van Swalmen; deze bevatte onder andere een tand van de H. Martinus van Tours (folio 5 verso), twee tanden van St. Servatius (folio 21) en misschien ook relie ken van Maria Magdalena (folio 23 verso).38 Robijn van Swalmen, kanunnik van Sint-Servaas sinds 135839 en camerarius, stichtte in 1370 met zijn broer Wernerus het Kartuizerklooster van Roermond. In 1383 was hij betrokken bij het opmaken van de lijst van relieken van de Sint-Servaas. Hij overleed in 1394;40 zijn jaargetijde werd op 19 juli gevierd.41 Tot drie maal toe wordt Ro bijn van Swalmen als quondam (wijlen) vermeld. Dit woordje kan een latere toevoeging zijn. Wanneer men het echter beschouwd als behorend tot de oor spronkelijke tekst, moet men het handschrift dateren kort na 1394, jaar van overlijden van Robijn. Wanneer men er van uitgaat dat het woordje quondam later toegevoegd is, moet men de ordinarius dateren vóór 1394. De door Robijn van Swalmen geschonken reliekhouder is in ieder geval ver loren gegaan. In het begin van de zeventiende eeuw blijkt de tand van de H. Mar tinus van Tours te berusten in een zilveren borstbeeld, geschonken door En- gelbert Boonen,42 proost van het Sint-Servaaskapittel van 1614 tot 1629.43 Naar alle waarschijnlijkheid bestond de oude reliekhouder niet meer ten tijde van Henricus Lenssens, die tussen 1602 en 1618 het afschrift van onze ordina rius verzorgde; hij heeft dit anachronisme echter gewoon mee-gecopieerd. Conclusie Ons onderzoek naar de datering van het ordinarius-gedeelte van het handschrift van de Sint-Servaaskerk te Maastricht, bekend onder de benaming ordinarius custodum (inventarisnummer 166 van het kapittel-archief), levert enerzijds een aantal jaartallen op die ieder een terminus post quem of vroegste datum vor men: 1383, laatste jaar van de ambtsuitoefening van Joannes Herderman als custos; 1385, jaar van wijziging van de liturgische rangorde van een aantal feesten; 1389, jaar van instelling van het feest van de Visitatie van Maria; mis schien zelfs 1392, overlijdensjaar van Joannes Herderman die in het handschrift nog niet als quondam wordt aangeduid, dan wel 1394, overlijdensjaar van Ro bijn van Swalmen. Anderzijds brengt ons onderzoek een aantal jaartallen aan het licht die als termini ante quos of laatst mogelijke data kunnen gelden: 1415, jaar van de instelling van het feest van Birgitta van Zweden; 1414, stichting van het jaargetijde van Wilhelm van Sint Margraeten junior, scholasticus; 1412, stichting van het jaargetijde van Arnold van Horn, bisschop van Luik; maar vooral 1402, datum van de oudste interpolatie in het originele handschrift; mis schien zelfs 1394, overlijdensjaar van Robijn van Swalmen. Als datering 239 238

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 26