patroonheilige, want men vierde het officie en de mis van Sint Servaas, en de
processie rond het Vrijthof zou hebben plaatsgehad, ware het niet dat het re
gende...16
Vermeldingen van liturgische feestdagen
Niet alle liturgische vieringen van de Katholieke kerk zijn van even respecta
bele ouderdom; evenmin bezitten zij het eeuwige leven. Met name in de veer
tiende en de vijftiende eeuw zijn veel nieuwe feesten ingevoerd, terwijl in de
achttiende eeuw een periode van afschaffing, beperking en zuivering volgt. Het
al dan niet voorkomen van bepaalde liturgische feesten kan een waardevolle
bijdrage vormen in ons onderzoek naar de datering van het handschrift, met
dien verstande dat aan deze benadering geen bewijs exsilentio kan worden ont
leend: wanneer een feest niet in de ordinarius voorkomt, hoeft dit niet te bete
kenen dat het daarom ook onbekend was. Zo kan men opmerken dat het feest
van de H. Birgitta van Zweden (8 oktober) niet in ons handschrift voorkomt.
Het feest van deze heilige weduwe, overleden in 1373, heilig verklaard in 1391,
werd in 1415 op de algemene kalender van de Romeinse kerk geplaatst.17 Het
ontbreken van dit feest in de ordinarius kan betekenen dat men geen belang
rijke plaatselijke heilige heeft willen translateren (op 8 oktober werd in Maas
tricht de H. Amor gevierd), maar het kan er ook op wijzen dat de ordinarius
van vóór 1415 dateert.
Het oorspronkelijke handschrift dateert in ieder geval uit het einde van de
veertiende eeuw. Alle in deze eeuw ontstane proprium-feesten van de Servaas-
kerk staan er al in: het feest van Alle Heilige Bisschoppen van Maastricht (6
februari),18 het Festum Civitatis (stadsfeest), ook genoemd Triomf van Sint
Servaas (eerste zondag van juli),19 terwijl het feest van het Visioen van Sint
Servaas (oorspronkelijk op 25 maart)20 reeds verplaatst blijkt te zijn naar een
zondag (folio 11 verso en folio 18). We treffen er reeds de beide feesten van
Karei de Grote aan, het feest van 28 januari, alsmede het translatiefeest van
27 juli, waarvan bekend is dat het laatste niet vóór het einde van de veertiende
eeuw is ingevoerd.21 Verder vinden we er het feest van de Lans en de Spijkers
(folio 17 verso), viering die in het bisdom Luik werd ingevoerd in 1358,22 als
mede de Opdracht van Maria in de Tempel (21 november), door de paus pas
tegen het einde van de veertiende eeuw ingevoerd.27 De terminus a quo of
vroegst mogelijke datum van onze ordinarius zal dus in ieder geval niet liggen
vóór het einde van de veertiende eeuw. Enger nog wordt de tijdsbepaling met
de terminus post quem of vroegste datum van 1389, jaar waarin door de pau
sen Urbanus vi en Bonifatius ix het feest van de Visitatie van Maria (2 juli)
op de universele kalender werd geplaatst.24
Naast het criterium van het wel of niet voorkomen van feestdagen, waarvan
de invoering nauwkeurig te dateren is, kan in bepaalde gevallen ook de liturgi
sche rangorde van de vieringen een tijdsindicatie geven. Het is namelijk in de
geschiedenis van het kapittel van Sint-Servaas enige malen gebeurd dat vierin
gen in rang werden verhoogd of verlaagd. Voor de datering van een handschrift
als onze ordinarius kunnen hier exacte termini uit afgeleid worden. Eén van
die wijzigingen betreft immers juist de periode waarin onze ordinarius geda
teerd moet worden.
236
In 1385 werd door het kapittel een aantal triplex vieringen die geen verplich
te feestdagen waren, in rang verlaagd tot duplex feesten, te weten de H. Blasi-
us (3 februari), Agatha (5 februari), Georgius (23 april), Martinus van Tonge
ren (21 juni), Remigius (1 oktober), Gereon (10 oktober), de Elfduizend
Maagden (21 oktober) en het Octaaf van Allerheiligen (8 november). Als mo
tief werd onder andere aangevoerd dat er teveel plechtige feesten waren (er
waren in de Servaaskerk van Maastricht meer triplex feesten dan in welke kerk
van het bisdom Luik ook) en dat daarenboven de inkomsten van de misstich-
tingen daalden wegens de devaluatie van het geld en de mindere opbrengst van
de gronden.25 Bij capitulair besluit van woensdag 24 september 1432 werden
deze acht feesten wederom in de triplex rang hersteld.26 Al deze feesten staan
in onze ordinarius als duplex feesten vermeld. Dit anachronisme, dat door de
clerici of de kosters van de Sint-Servaas klaarblijkelijk nooit in het origineel
gecorrigeerd is en door copiïst Lenssens zonder meer overgenomen werd, geeft
ons een waardevolle indicatie voor de datering van het origineel: de ordinarius
moet zijn geschreven tussen 1385 en 1432.
In 1385 werden bovendien de feesten van de vier kerkleraren Gregorius (12
maart), Ambrosius (4 april), Augustinus (28 augustus) en Hieronymus (30 sep
tember), die tot dan toe als eenvoudige vieringen met negen lezingen onder
houden werden, voor de Servaas-kerk tot duplex feesten verheven.27 En ook
deze feesten staan in onze ordinarius inderdaad als duplex te boek, hetgeen
wederom de terminus a quo van 1385 bevestigt.
Vermeldingen van personen
In de tekst van de ordinarius komt een aantal vermeldingen van personen voor,
meest met betrekking tot anniversaria. In bepaalde gevallen verschaffen deze
inschrijvingen ons een mogelijkheid tot datering. De moeilijkheid is hier we
derom het herkennen van de oorspronkelijke tekst en de interpolaties. Zo ver
meldt de ordinarius (folio 6 versohet jaargetijde van de hertogen van Bra
bant, dat in de Sint-Servaaskerk gevierd werd op 5 december, o verlij densdag
van Jan m van Brabant (1355). Dit anniversarium werd gesticht bij akte van
18 december 1375.28 Maar aangezien deze vermelding wordt begeleid door de
aanduiding Nota, is zij misschien toch te beschouwen als een interpolatie. Meer
houvast geeft de alinea op folio 27 onder, waarin wordt gesproken over het
gebruik op het feest van Sint Jan de Doper van het paars misgewaad, dat ge
schonken was door wijlen de cantor De Haren. Joannes van Haren wordt als
cantor van de Sint-Servaas vermeld van 1344 tot zijn dood in 13 69.29 Ergo:
de ordinarius is van na 1369.
Een veel nauwkeuriger tijdsbepaling kunnen we afleiden uit een klein de
tail, uit één klein woordje. Bij gelegenheid van de vieringen van Palmzondag,
zo vermeldt de ordinarius, moest de claustrarius zorgen voor vloertapijten,
ut nuper declaratum est in capitulo tempore Domini Joannis Herderman tunc
custodis (zoals onlangs in het kapittel is afgesproken, toen de heer Joannes
Herderman nog custos was) (folio 12 verso). Joannes Herderman, afkomstig
van Wijck, was achtereenvolgens notaris van het kapittel van Sint-Servaas van
1349 tot 1350 en custos van 1362 tot 1383, jaar waarin hij afstand deed van
237