Op zoek naar de juiste datering van een ordinarius Ré gis de La Haye C ^,*-1us 'Est opus egregium sacros iam scribere libros'. Het dateren van archivalia is een eerste vereiste zowel bij het inventariseren van archieven als bij het verrichten van historisch onderzoek. Maar wat te doen wanneer men een handschrift, dat van het hoogste belang is voor liturgisch- historisch onderzoek, slechts in (ongedateerd) afschrift bezit? De daterings elementen zullen dan moeten blijken uit de inhoud van de tekst. Hoe men al dus een liturgisch handschrift dat slechts in een begin-zeventiende-eeuws af schrift bewaard is gebleven, kan dateren, wordt uiteengezet door Régis de La Haye, medewerker van het Rijksarchief in Limburg. Bij het inventariseren van archieven en bij het verrichten van historisch onder zoek is het van kapitaal belang de bestanddelen van het archief zo nauwkeurig mogelijk te dateren. Vergissingen in de datering leiden bij de niet argwanende onderzoeker al snel tot foutieve conclusies, en alle lezers van dit vakblad we ten hoe moeilijk het is historische misvattingen, wanneer ze eenmaal algemeen verbreid zijn, de wereld uit te helpen. In het archief van het voormalige kapittel van Sint-Servaas, dat bewaard wordt door het Rijksarchief in Limburg te Maastricht, berust onder inventa risnummer 166 een ordinarius custodum, een voor de geschiedenis van het ka pittel in het algemeen en voor de liturgiegeschiedenis in het bijzonder uiterst belangrijk handschrift. Een ordinarius is een handschrift waarin dag voor dag de voorschriften voor de uitoefening van de liturgie zijn vastgelegd. Een ordi narius bevat doorgaans de beginwoorden of incipit van de liturgische teksten en gezangen, alsmede aanduidingen omtrent het verloop der vieringen. De hier besproken ordinarius uit het archief van Sint-Servaas is, zoals de benaming ordinarius custodum (ordinarius van de kosters) al doet vermoeden, speciaal bestemd ter instructie van de kosters en bevat daarom alle nodige voorschrif ten voor de versiering van de kerk, de kaarsen, de paramenten, maar verstrekt in dit geval juist niet de incipit van de teksten en de gezangen. Deze leemte wordt gelukkig opgevuld door een nog bewaard gebleven begin-veertiende- eeuwse ordinarius uit hetzelfde archief,1 die ons in staat stelt het merendeel van de teksten en de gezangen van de toenmalige liturgie te reconstrueren. «VHfe At8-i^j É8U De ordinarius custodum uit het archief van Sint-Servaas, opengeslagen op folio 9 verso en 10. Vroegere pogingen tot datering De datering van de ordinarius custodum heeft aanleiding gegeven tot zeer uit eenlopende uitspraken. Er heerst in de literatuur geen eensluidendheid. In de getypte versie van de inventaris van het archief van het kapittel van Sint-Servaas, ter inzage in de studiezaal van het Rijksarchief, wordt het handschrift geda teerd circa 1600,2 terwijl het in de gedrukte versie van dezelfde inventaris al een eeuw verouderd blijkt: circa 1500.3 P. C. Boeren dateerde het tussen 1598 en 1618, maar tekende hierbij wel aan: 'de tekst is hoofdzakelijk geput uit bron nen van de 15e eeuw, de vroegste van 1402'.4 Het is jammer dat Boeren niet gezien heeft dat de vermeldingen vanaf 1402 interpolaties zijn en dat het origi neel derhalve van vóór 1402 moet zijn. Dat begrepen de samenstellers van de tentoonstellingscatalogus Schatkamers uit het Zuiden gelukkig wel,5 en ook A. Mekking zag in dat de ordinarius custodum een copie is van een veel ouder origineel, zoals hij schrijft: 'getuige de wijzigingen op een bestaande liturgi sche ordo die zeker al van 1400 dateren'. Hij stipte het probleem echter slechts aan in een voetnoot en heeft het verder niet onderzocht.6 Het voorkomen van zoveel verschillende opvattingen omtrent de datering van een zo belangrijk hand schrift was voor ondergetekende aanleiding de zaak aan een onderzoek te on derwerpen. De vraag naar de ouderdom van de ordinarius custodum blijkt overigens reeds in de achttiende eeuw de kanunniken van Sint-Servaas geïntrigeerd te hebben. Pluegmackers bracht er in de Apotheca enige notities over aan. Terecht no teerde hij dat de ordinarius geschreven moest zijn tussen 1385 en 1432, omdat slechts in die periode Blasius en Agatha duplex feesten waren.7 Reeds eerder 230 231

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 22