van de Handleiding17 maakten er dankbaar gebruik van om hun bezwaren te gen een chronologisch systeem te illustreren,18 nadat eerder Fruin in een inventarisbespreking19 haast verontwaardigd had geschreven dat 'noch de heer Telting, noch de heer Singels hunnen afwijkende inzichten over een onderwerp dat én in dit tijdschrift én in de jaarvergaderingen herhaaldelijk is ter sprake gebracht, met een enkel woord hebben verdedigd of toegelicht... Op die wijze wordt samenwerking, die toch het doel onzer vereniging is, zeker nooit ver kregen.' Telting en Singels verklaarden in hun reakties dat de kopij al klaar was voordat in de van 'over de verschillende stelsels één woord was gespro ken'. Omdat de keus tussen een chronologische of een systematische orde toen dus niet bestond, was dat buiten de omwerking gehouden. Telting voegde daar aan toe dat ook hij echter van de juistheid van de bezwaren tegen een chrono logische ordening op den duur doordrongen was geraakt.20 Nadat van 1895 tot 1900 mr. J. L. van Sloterdijck de archivarisstoel bezet te, vervulde van 1900 tot 1933 mej. R. Visscher weer voor een langere periode de functie van archivaris. Zij was de eerste vrouw die in Nederland in een der gelijke functie werd benoemd, en groeide daarin uit tot een markante persoon lijkheid over wie vele verhalen en anekdotes in omloop zijn. Haar aanstelling, beter bekend als de 'Leeuwarden kwestie',21 was landelijk omstreden en heeft de gemoederen dusdanig in beweging gebracht dat haar zelfs de toegang tot de VAN-gelederen werd ontzegd. Als gevolg van de snelle wisseling van archi varissen in een kort tijdsbestek had Leeuwarden namelijk de functionaris sinds 1886 aangemerkt als ambtenaar ter secretarie, zij het dat een formele plaat sing in deze achterwege was gebleven. Het college van Burgemeester en Wet houders diende nu in 1900 het voorstel in bij de Gemeenteraad om in deze leemte te voorzien. In de memorie van toelichting werd hiervoor als reden opgegeven dat de archivarissen sinds Eekhoff zich voornamelijk hadden toegelegd 'op de wetenschappelijke zijde van hun werkkring en daardoor aan het administra tieve gedeelte van hun taak minder recht hadden doen wedervaren'. Als ge volg van de regelmatig terugkerende behoefte aan 'een goede gang der gemeen telijke administratiën' diende hier verandering in te komen. Reden waarom men in de eerste plaats wenste te kiezen voor een administratief man en de 'ei- schen der wetenschap' op de tweede plaats wilde zetten.22 Samuel Muller toon de zich in zijn jaarrede als voorzitter van de van verontwaardigd.23 Hij als meester in de rechten en archivaris was het namelijk eens met het standpunt van de heren over de vraag waarmee een archivaris zich in de eerste plaats diende bezig te houden. Dientengevolge was het onnodig dat men wetenschappers van een sollicitatie uitsloot; en van wie anders dan bij voorkeur een rechtskundige zou een gemeente de handhaving van haar oude rechten mogen verwachten? Na een uitvoerige repliek24 van het raadslid Duparc, waarbij de Leeuwarder motieven nader werden toegelicht, toonde Muller zich in zijn repliek nog min der terughoudend. In het bijzonder zette hij zich in felle bewoordingen af te gen de mening van het Leeuwarder bestuur dat de stoel van een archivaris die bezet was geweest door functionarissen die niet bevredigend hadden gefuncti oneerd, blijkbaar maar onder de controle van de gemeentesecretaris moest wor den gebracht. Of niet 'alleen controle van deskundigen iets kan baten', uaar de secretaris in de meeste gevallen 'nog veel onbevoegder is' dan een archiva ris die onvoldoende praktische ervaring bezit. En misschien waren de vorige 206 Rinske Visscher, gemeentearchivaris van 1900 tot 1933. archivarissen juist niet voldoende wetenschappelijk op 'hunne taak voorbe reid' daar de geboden bezoldiging, zoals Duparc zelf had toegegeven, alleen jonge of met de archieven onervaren lieden had aangetrokken. Gezien de prikkelende en soms sarcastische toonzetting van Mullers stuk valt te begrijpen dat vele indirekt bij de oude archieven betrokken personen als po litici, bestuurders, gemeentesecretarissen en later ook onze registratuurcolle ga's niet altijd even welwillend tegenover de archivaris stonden. Het is wel va ker in het verleden voorgekomen dat de archivaris zich te ongenuanceerd uitliet over meningen van derden die de belangen van archieven in het gedrang lieten komen. Toch kan ook begrip voor een dergelijke toonzetting worden opge bracht. Wordt de archivaris (en de registrator) ook nu nog niet regelmatig ge confronteerd met onbegrip, schouderophalen en opportunisme, indien het bij voorbeeld aankomt op een beslissing met financiële consequenties, waardoor het geduld soms opraakt en frustraties op een achteraf gezien minder gelukki ge manier worden geuit? Duparc25 antwoordde Muller dat diens repliek hem herinnerde aan het woord van Talleyrand: 'Geef mij van iemand één regel schrift en ik breng hem aan de galg'. Na nog een enkele inhoudelijke opmerking te hebben gemaakt, wenste het raadslid de discussie dan ook te beëindigen. En hoewel juffrouw Visscher tot aan 1922 geen zelfstandige archivaris was, noch een aan een archief verbonden andere wetenschapper, is zij voor dat jaar toch als lid van de van toegelaten... en zelfs in het bestuur opgenomen. Haar ver diensten voor het Gemeentearchief liggen onder andere bij de toegangen op vele archiefonderdelen en de bibliotheekverzameling, zodat in dit opzicht de keus van het Leeuwarder bestuur voor haar persoon aan de gestelde verwach tingen heeft voldaan. Als haar opvolger was gedurende de jaren 1933-1945 mr. A. van der Minne werkzaam. Hij heeft zich met name als verzamelaar gemanifesteerd en zich, 207

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 10