Bespreking van inventarissen
Kroniek
Belangrijke bronnen voor moderne persgeschiedenis ontsloten
Door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam werd
in 1987 de inventaris van het archief van de Federatie van Nederlandse Jour
nalisten fFNJj 1894-) 1946-1967(-1970) uitgegeven. De fnj werd in 1946 opge
richt als koepelorganisatie van de neutrale Nederlandse Journalisten Kring
(knjk) en de Katholieke Nederlandse Journalisten-Kring (njk). Toen in het ver
zuilde sociale landschap van na de oorlog in 1948 ook een protestantse jour
nalistenorganisatie (pcjk) werd opgericht, sloot deze zich een jaar later even
eens bij de fnj aan.
Behalve met belangenbehartiging hield de fnj zich ook bezig met meer ideële
thema's zoals de beroepsethiek en de persvrijheid. De organisatie richtte zich
zowel op de schrijvende pers als op de vakgenoten bij de nieuwere media. Het
streven naar een eigen beroepsopleiding werd in 1966 bekroond met de oprich
ting van de School voor de Journalistiek te Utrecht.
De inventaris omvat behalve het eigenlijke archief van de fnj ook die van
de Sectie Tijdschriftjournalisten, de Groep van Nederlandse Journalisten in de
Verenigde Staten en de Sectie Free-Lance Journalisten. Bovendien zijn de ar
chieven van de Amsterdamse Pers (1894-1970) en de Gronings-Drentse Jour
nalisten Vereniging (1946-1968) in deze inventaris opgenomen.
De bestaande indeling van het archief is in de inventaris in grote lijnen ge
handhaafd. Dat daarbij de regels van de archivistiek niet steeds werden gevolgd,
zoals de inleiding stelt, is een bewering die men gerust eufemistisch mag noe
men. De gebruiker zal met deze wijze van ontsluiten af en toe zeker voor ver
rassingen komen te staan. AI te veel respect voor de oude orde is in dit geval
zeker ten koste van de overzichtelijkheid gegaan.
Niettemin zijn door deze inventaris enkele archieven ontsloten die vooral voor
de naoorlogse Nederlandse persgeschiedenis van uitermate groot belang zijn.
Het is te hopen dat de bewaargever, de Nederlandse Vereniging van Journa
listen (rechtsopvolger van de fnj) royaal zal zijn met de verlening van schrif
telijke toestemming voor onderzoek in de archieven. Deze toestemming is na
melijk vereist voor alle stukken van na 1940 die niet bestemd waren voor
verspreiding in het openbaar. Juist de organisatie van de mensen die meer dan
wie ook in hun werk worden geconfronteerd met de praktische werking van
het beginsel van openbaarheid van bestuur, zou zo min mogelijk beperkingen
aan de openbaarheid van haar eigen archieven moeten stellen.
J. Folkerts
180
Presentatie inventaris Rijnmondarchief 1965-1974
De Statenzaal van de provincie Zuid-Holland, met de lichtblauwe kleur (ove
rigens ook de hoofdkleur van het vignet van Rijnmond), vormde het decor bij
de presentatie van de inventaris van het Rijnmondarchief 1965-1974, op 8 ja
nuari 1988. Van de eerste tien jaar van deze - voormalige - overheidsorganisatie
zijn de bescheiden toegankelijk gemaakt. Bij deze presentatie gaven voorma
lige leden van het dagelijks bestuur van Rijnmond acte de presence, evenals ver
tegenwoordigers van Rijnmondgemeenten; archivarissen uit Zuid-Holland, me-
dewerk(st)ers van het Rijksarchief in Zuid-Holland en oud-medewerk(st)ers van
Rijnmond waren in ruime mate vertegenwoordigd.
Eén van de sprekers was G. J. Bink, samensteller van de inventaris. Hij gaf in
het kort een beeld van de archiefvorming.
'De Archiefwet 1962 bevat een aantal bepalingen betreffende de zorg voor de
archiefbescheiden van openbare lichamen; die bepalingen waren vanaf de start
van deze bovengemeentelijke overheidsorganisatie ook op haar van toepassing,
doch aan de archiefzorg werd in de beginfase in de praktijk niet die prioriteit
toegekend die nodig was. Want, anderhalf jaar nadat Rijnmond met zijn be
stuurlijke arbeid begon, 1 april 1965, werd de Vereniging van Nederlandse Ge
meenten om assistentie gevraagd bij het opzetten van het archief. Dit beteken
de een oplossing, doch voor zolang dit duurde. In 1970 werd door een
organisatiecommissie van Rijnmond met betrekking tot het archief gerappor
teerd, 'dat er verontrustende sporen van verval waren geconstateerd. Binnen
de organisatie was sprake van bureau-archieven en een veelheid van schaduw-
archieven'. Een van de achterliggende oorzaken vormde de beperkte persone
le bezetting van het toenmalige 'bureau' Interne Zaken en de toen wat inge
wikkelde organisatiestructuur van het Secretariaat.
De archiefzorg, oftewel de plicht de archiefbescheiden in goede en georden
de staat te bewaren (artikel 2 Archiefwet), is voor Rijnmond een zorg geble
ven. Deze werd voor het archiefbeheer in 1973 concreter gemaakt, toen het
besluit Post- en Archiefzaken Rijnmond werd vastgesteld. Dit besluit kon zo
wel voor het gereorganiseerde apparaat, dat vanaf 1973 naast het Secretariaat
tevens een dienst Centraal Milieubeheer kende, als voor het personeel van post
en archiefzaken een goed instrument betekenen.
Voor de verdere geschiedenis van het archief na 1974 is van belang te vermel
den dat pas eind van de jaren zeventig sprake was van een duidelijke verande-
181