Berichten uit het buitenland
Archivaris en archiefgebruiker in de USA
Impressies van de 51e Annual Meeting van de Society of American Archivists
(New York, 2-6 september 1987).
Dat de jaarlijkse bijeenkomst van de Society of American Archivists (Saa) een
dynamisch en inspirerend gebeuren is, mag, sinds de artikelen van Van Alba-
da en Sigmond hierover, bekend worden verondersteld.1 New York 1987 was
in deze geen uitzondering. Ook ditmaal hadden de omstreeks 1100 deelnemers
de keuze uit een rijk en gevarieerd programma, bestaande uit een kleine hon
derd bijeenkomsten. Veel van het gebodene was ook voor de Nederlandse si
tuatie interessant, ondanks de grote verschillen die er tussen beide landen be
staan op het gebied van archiefinfrastructuur en -theorie. Het maken van een
verslag van een dergelijke bijeenkomst is een lastige zaak. Alles weergeven is
onmogelijk en het streven zoveel mogelijk te melden vervalt gemakkelijk in het
noteren van weinig samenhang vertonende opmerkingen. In een poging dit te
voorkomen is dit verslag toegespitst op maar één onderwerp, namelijk de ar
chiefgebruiker en de manier waarop deze wordt of zou moeten worden gecon
fronteerd met archieven en archivarissen. De keuze daarvan komt uitsluitend
voort uit persoonlijke belangstelling en betekent niet dat er nu juist over dit
onderwerp voor een Nederlandse archivaris in de vs het meest valt op te steken.
De Amerikaanse achtergrond
Om de opvattingen van Amerikaanse collega's op hun juiste waarde te kun
nen beoordelen is enige achtergrondinformatie over het Amerikaanse archief
wezen nodig. Twee dingen zijn daarbij van belang: ten eerste het feit dat de vs
grote massa's modern archief hebben, maar nauwelijks materiaal van vóór de
negentiende eeuw, en ten tweede het feit dat, in vergelijking met Europa, het
Amerikaanse archiefwezen erg jong is.
Ondanks bescheiden pogingen om federale archiefstukken goed te bewaren
was het in de negentiende eeuw over het algemeen genomen slecht gesteld met
de Amerikaanse archiefzorg. Verwaarlozing, slechte bewaarcondities en de on
vermijdelijke branden (254 in de periode 1833-1915) eisten hun tol. Het initia
tief om verandering in deze situatie te brengen is uitgegaan van de in 1884 op
gerichte American Historical Association (aha). Deze bood Amerikaanse
archivarissen een forum in de Public Archives Commission (opgericht in 1899),
die een aantal archiefgidsen produceerde, en in de sedert 1909 jaarlijks bijeen
komende conference of archivists. In 1901 verklaarde de aha zich een voor-
170
De John F. Kennedy Presidential Library in Boston.
stander van de bouw van een hal! of records in Washington en werden er po
gingen ondernomen om daarvoor bij politici voldoende steun te krijgen. Na
verdere theorievorming - in plaats van een hall of records, een veilig depot waar
de archieven onder het beheer van de oorspronkelijke archiefvormer zouden
blijven, ging men pleiten voor een archives1, een instelling waar documenten
van blijvende waarde zouden worden bewaard die door iedereen geraadpleegd
zouden kunnen worden - kwam er in 1913 een wet die bepaalde dat er een ar
chiefgebouw moest komen. De eerste wereldoorlog en problemen met de finan
ciering gooiden echter roet in het eten, zodat het gebouw van de National Ar
chives in Washington uiteindelijk pas in 1935 werd geopend.3 Op dat moment
was er over de organisatie op federaal niveau nog weinig vastgelegd. De archief
wet van 1934 voorzag in de oprichting van een archiefdienst onder leiding van
de Archivist of the United States, die verantwoording verschuldigd was aan de
president.4 De verdere organisatie is in de loop der jaren gegroeid. In 1940
kwam de eerste presidential library- een van oorsprong met particuliere gel
den gestichte instelling, die de functie van museum, documentatiecentum en
archief heeft - onder het beheer van de National Archives. Op dit moment zijn
er acht van dergelijke instellingen.5
Daarnaast werden in 1950 de in de oorlog uit ruimtegebrek ontstane record
centers, tussendepots, in de organisatie opgenomen. Op dit moment zijn het
er zestien, waarvan er twee een nationale taak en de overige een regionale taak
hebben.6 De vraag of alle federale archieven centraal in Washington bewaard
moeten worden dan wel decentraal kunnen worden geborgen, al in de jaren der
tig een onderwerp van discussie, kreeg een voorlopig antwoord met de inrich
ting van de eerste van de zogenaamde regional branches van de National Ar
chives in 1968.7 Deze zijn vaak gevestigd in de gebouwen van de record centers,
maar opereren onafhankelijk daarvan. Ze bevatten de federale archieven die
betrekking hebben op de regio en microfilms van bestanden uit de National Ar
chives in Washington.
171