beveel ik om drie redenen lezing van dit conferentieverslag aan. Ten eerste geeft
het (en van onverdachte zijde!) een beeld van de gebruiksmogelijkheden van
audiovisuele documenten en, als afgeleide, van de mogelijkheden ze te exploi
teren, zodat zulk een collectie niet alleen geld vraagt, maar ook geld opbrengt.
Ten tweede lijkt het mij boeiend, na te gaan welke van de denkbeelden, hier
verwoord, ook relevant zijn voor het klassieke archief. De derde reden is van
meer technische aard: in nog geen twintig jaar hebben de archieven van de
Bondsduitse omroeporganisaties elkaar gevonden in de formulering van selec-
tiekriteria en de gezamenlijke informatie-uitwisseling en standaardisering van
archiefprocedures, al dan niet geautomatiseerd. Ja zelfs, men werkt ook over
de grenzen heen samen met Oostenrijk en Zwitserland. Interessante ontwik
kelingen op archiefterrein!
R. H. J. Egeter van Kuyk
s.frankewitz (ed.), Epitaph für Gregor Hövelmann, Geldern 1987. 403 blad
zijden, ISBN 3-9800421-5-4, dm 39,80.
Onder de wat droefgeestige titel is onder redactie van S. Frankewitz een gedenk
schrift voor de veel te vroeg overleden archivaris van het Kreisarchiv Kleve te
Geldern, Gregor Hövelmann (1930-1986), tot stand gekomen. In enkele gevallen
heeft deze zelf nog aan de wieg gestaan van de onderzoekingen, waarvan we
hier de resultaten zien.
Zoals blijkt uit de door Frankewitz samengestelde bibliografie had de voor
malige leraar en archivaris een veelzijdige belangstelling.1 Ook de opstellen in
dit vriendenboek vertegenwoordigen een breed spectrum van de geschiedwe
tenschap. Het boek telt twaalf artikelen over genealogie, cultuur- en kunstge
schiedenis, economische en politieke geschiedenis, alsmede een 'in memoriam'
en de reeds aangehaalde bibliografie van werken van de overledene. R. van den
Brand en S. Frankewitz laten zien dat het mogelijk is aan de hand van genea
logieën en aanvullend bronnenmateriaal een verhaal te schrijven dat uitstijgt
boven het belang van de besproken families. In één van zijn conclusies stelt Fran
kewitz dat de middeleeuwse mens mobiler moet zijn geweest dan men tot nu
toe dacht. Deze constatering is, weliswaar voor andere regio's, reeds meerma
len gedaan en valt ook af te leiden uit de bijdrage van Van den Brand.
De artikelen van J. van Rensch, R. Plötz, G. de Werd en W. Diedenhofen
zijn cultuur- en kunsthistorische studies. De beide eerstgenoemde auteurs doen
respectievelijk onderzoek naar de verspreiding van afbeeldingen van de Gre-
goriusmis en andere begeleidende passiemonumenten en naar het galg- en kip-
penmirakel en zijn samenhang met de Jacobusverering. De studies van de bei
de andere auteurs zijn zuiver kunsthistorisch. De Werd bespreekt aan de hand
van een steenreliëf dat boven water is gekomen bij restauratiewerkzaamheden
op kasteel Wissen, het werk van de zestiende-eeuwse kunstenaar Arnt van
Tricht. Het verhaal van Diedenhofen over het Valkhofpark te Nijmegen is een
nauwelijks gewijzigde herdruk van een reeds eerder (1980) verschenen artikel.
G. Venner laat zien hoe belangrijk rekeningen, in dit geval die van gewestelij
ke functionarissen, kunnen zijn als bronnen voor de geschiedschrijving. Het
100
Rijksarchief in Limburg is in het bezit van archivalia van de voormalige Gel
derse Rekenkamer, die haar zetel tussen 1580 en circa 1620 in Roermond had.
Hij wil juist deze bronnen naar voren halen, omdat ze vrijwel nooit gebruikt
zijn voor historisch onderzoek. Na enige uitleg over de staatkundige en poli
tieke situatie van het Overkwartier geeft de schrijver een algemeen overzicht
van de landsheerlijke financiën en bespreekt hij de verstrooiing van het archief.
Het belang van het artikel ligt echter besloten in de laatste paragrafen waar
hij aan de hand van selectieve voorbeelden een indruk geeft van de competen
ties van de afzonderlijke rekenmeesters en vooral van de inhoud van de reke
ningen. Deze selectie kan volgens de auteur als representatief beschouwd wor
den voor de overweldigende hoeveelheid informatie betreffende lokale,
regionale, politieke, kerkelijke en militaire geschiedenis van het Gelders Over
kwartier die in deze rekeningen opgeslagen ligt. Hopelijk een smaakmaker voor
tal van onderzoekingen.
Op het terrein van cultuurpolitiek en mentaliteit liggen de studies van
K. Abels, H. Bosch en P. G. Schulte. Op basis van een in het Landeshauptar-
chiv Koblenz bewaard dossier, waarin de toenmalige autoriteiten compromit
terend materiaal verzamelden over een docent aan het gymnasium Kleve, schreef
Abels een politieke biografie over een met Berufsverbot bedreigde publicist
en liberale democraat rond het midden van de vorige eeuw. De Kulturkampf
is het onderwerp van beide andere auteurs. Het was een conflict tussen de rk
kerk en de staat Pruisen tussen 1871 -1887dat in dit geval op regionaal niveau
werd uitgevochten. Bosch heeft op basis van een grote hoeveelheid archiefma
teriaal en regionale kranten een beeld gegeven van de pogingen van de rege
ring om het katholieke kerkelijk leven onder staatstoezicht te brengen. Schul
te kreeg in zijn onderzoek naar afbeeldingen op de orgelgalerij in de
bedevaartkerk van Kevelaer juist te maken met het ontbreken van (onder an
dere moedwillig vernietigd) archiefmateriaal.
F. Gorissen verzorgde volgens tamelijk ondoorzichtige principes de editie
van een deel van de dagboeken van een gereformeerd predikant uit Rotter
dam. Het betreft de passage van het bezoek van de predikant aan het bede
vaartoord Kevelaer in 1809.
Het laatste artikel is een studie van B. Keuck en draagt de titel 'Niederrhei-
nische Heimatzeitschriften 1875 bis 1939'. Na een inleiding waarin de auteur
regionale begrenzing, definiëring en periodisering bespreekt, volgt in een bij
lage een bibliografisch overzicht van deze tijdschriften voor de genoemde perio
de. In een toelichting wijst de auteur op een aantal manco's; hij heeft onder
andere een deel van de tijdschriften niet kunnen inzien, terwijl de op zichzelf
prijzenswaardige opgave van vindplaatsen verre van volledig is. De vraag is
of publicatie van deze bibliografie in dit stadium wel zo zinvol is.
Het boek wordt besloten met een register op eigennamen en plaatsnamen
hetgeen in een publicatie zoals hier voorligt ongewoon is maar de gebruikers
vriendelijkheid zeer ten goede komt.
Bindend element in deze bundel met afwisselend Duits en Nederlandstalige stu
dies is het grensverleggend onderzoek, in de letterlijke betekenis van het woord.
De auteurs wijzen zelf herhaalde malen op het feit dat we moeten kijken over
de kunstmatige landsgrenzen van de negentiende eeuw. Bij Nederlandse on-
101