De blauwe wezen zullen eertijds een vertrouwde verschijning in het Leeuwar der straatbeeld zijn geweest. Tot de bouw van hun Nieuwe Stads Weeshuis werd in 1674 besloten, omdat de capaciteit van het bestaande Old Burger Weeshuis ontoereikend was. In de 17e en 18e eeuw verbleven hier zo'n 200 wezen, voor wie de zorg-althans op papier-uitstekend geregeld lijkt. In haar inleiding gaat mevrouw Dam uitgebreid in op de bronnen van inkomsten voor de instel ling. Zo behield het weeshuis tot 1807 het monopolie op de leverantie van dood kisten in de stad. Het weeshuis werd pas in 1953 gesloten en vijf jaar later wer den de eerste archivalia naar het Gemeentearchief overgebracht. Het archief van in totaal circa 25 strekkende meter lijkt vrij compleet overgeleverd te zijn, ook uit de vroegste periode. Uiteraard heeft een belangrijk deel van de stuk ken betrekking op verwerving en beheer van inkomsten, maar alleen al de vrij wel integraal aanwezige notulen en een uitgebreide serie appointementen door de stedelijke overheid op de requesten tot opname van wezen (vaak met advie zen van de Armendienaar) garanderen een belangwekkend beeld van de ach tergronden van de Leeuwarder wezenzorg. 'Stamboeken' van de wezen zijn pas in 1817 aangelegd, voor de daaraan voorafgaande periode is men aange wezen op bovengenoemde appointementen (waaruit door de inventarisator een naamlijst is opgemaakt) en de zogenaamde 'kleedboeken'. Recensie r.C. J. van maanen Inventaris van het stadsarchief van Leiden (1253) 1574- 1816 (1897). Leiden 1986. Na vijftien jaar noeste arbeid verscheen vorig jaar een inventaris zoals er he den ten dage nog maar weinig worden gemaakt: die van het stadsarchief van Leiden over de periode 1574-1816 door R. C. J. van Maanen. Was er dan geen inventaris van het stadsarchief voorhanden? Jawel, maar die was onvolledig en bevatte foutieve beschrijvingen en inconsequenties in de systematiek van de ordening. Bovendien had vermenging met talloze ande re archieven plaatsgevonden. Niets is moeilijker dan het inventariseren van een archief waaraan al vele voorgangers hun vingers brandden, en, wat erger is, mee hebben herumgefum- melt. Zo ontstond in Leiden bijvoorbeeld de 'Collectie x', een verzameling charters waarvan de kennis over de betekenis verloren was gegaan. Kortom, een uitdaging voor de ware liefhebber lag voor het grijpen. Bestemming Van Maanen toog onverdroten met het bestemmingsbeginsel aan de slag, herstelde, beschreef en herordende, dat wil zeggen in ieder geval op papier. Afgedwaalde stukken in archieven waarvan een gedrukte inventaris bestond, zijn materieel niet verplaatst, maar onder een blanco nummer onder verwij zing naar het desbetreffende archief en inventarisnummer waar zij zich wer kelijk bevinden opgenomen.1 Stukken uit archieven zonder gedrukte inven taris zijn wel 'verhuisd' en omgekeerd zijn in alle gevallen abusievelijk in 'het 94 stadsarchief' terechtgekomen stukken weer teruggebracht naar de archieven waar zij naar hun aard bestemd waren om te berusten. Het stadsarchief van Leiden is de officiële titel van de inventaris. Hierbo ven schreef ik 'het stadsarchief' al tussen aanhalingstekens, omdat mijns in ziens de titel de inhoud niet dekt. Zoals Van Maanen in zijn inleiding stelt, bestaat het stadsarchief uit zes onderdelen, te weten:2 I Archief van het algemeen en dagelijks bestuur II Archief van schout en schepenen (niet in de inventaris opgenomen omdat van dit archief al een gedrukte inventaris bestaat) in Archief van de royeermeesters iv Archief van de gedeputeerden ter dagvaart v Archief van de tresorier ordinaris(ontvanger) vi Archief van de tresorier extraordinaris (stadsfabriek/openbare werken). Dat al deze organen tezamen - zoals Van Maanen stelt - de centrale stedelijke regering vormen gaf kennelijk de doorslag het geheel als 'stadsarchief' te beti telen. Over de vraag of het hier om zes zelfstandige archiefvormende organen gaat, is Van Maanen niet erg duidelijk. Van de nummers I, n en iv mag dat worden aangenomen. Aan de zelfstandige archiefvorming door de royeer meesters moet echter worden getwijfeld. Het desbetreffende archief bevat naast comparitieboeken slechts rekeningen, waaronder de stadsexemplaren. Nu ont staat de merkwaardige figuur, dat de stadsrekeningen niet zijn te vinden on der het hoofdstuk stedelijke financiën en bezittingen van het archief van het algemeen en dagelijks bestuur. Over de tresoriers valt uit de inleiding op te maken dat zij geen eigen beleid voerden en dat archiefvorming geen deel van hun instructie uitmaakte. In hun archieven ontbreken dan ook notulen en deels ook correspondentie. Het bestaan van rendantsexemplaren van de stedelijke rekeningen - door de royeermeesters afgehoord - deed Van Maanen waarschijnlijk besluiten tot de erkenning van de stukken van beide tresoriers als zelfstandige archieven.3 De commissiearchieven zijn, in tegenstelling tot die van de royeermeesters en de tresoriers, ondergebracht in de rubrieken waarbij zij qua werkzaamheid passen. Het betreft hier zowel ad hoe als permanente commissies, en zelfs de Comité's uit de Bataafse tijd.4 Anders dan bij de royeermeesters en de treso riers bevinden zich in deze archieven wel notulen en correspondentie - overigens niet altijd een reden om als zelfstandig archief te worden betiteld - en boven dien voert een aantal van deze commissies als gevolg van delegatie/decentrali- satie van bestuurstaken wel degelijk een eigen beleid. Waarom dan wel de ar chieven van royeermeesters en tresoriers en niet die van bovengenoemde permanente commissies afgezonderd, terwijl dat voor de laatstgenoemde mijns inziens juist meer voor de hand had gelegen? Waarom voor de titel 'Het stads archief' en niet 'De archieven van' gekozen? Zou het beeld van de 'centrale stedelijke regering' daardoor zo ernstig worden aangetast? Bij het archief van de gedeputeerden ter dagvaart schuilen overigens nog meer adders onder het gras. Pieter Burgersdijck was de eerste pensionaris die vorm gaf aan het archief van de gedeputeerden, voor die tijd was van onder scheid tussen archief van algemeen en dagelijks bestuur en dat der gedeputeer den nauwelijks sprake. Bij de inventarisatie zijn bij twijfelgevallen stukken 95

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 48