gezien het algemeen landsbelang bepaaldelijk met een goed geordend en be heerd archiefwezen zal worden gediend'. Het landsarchief, voortaan te noe men het Algemeen Landsarchief, zou het centrale punt dienen te vormen voor het Nederlands-Indische archiefwezen. Bij de behandeling van de begroting van 1938 verklaarde de regering, dat zij het landsarchief als wetenschappelijke instelling en als centraal archiefde pot wilde doen functioneren. Verhoeven streefde ernaar het maatschappelijk verlangen naar een actieve archiefdienst te beantwoorden. Het landsarchief beheerde zes km archief en ruim 8500 kaarten. Het was gevestigd in het fraaie, achttiende-eeuwse landhuis van Reinier de Klerk aan de Molenvliet te Bata via. Jaarverslagen werden gepubliceerd over 1937, 1938, 1939 en 1940. Om aan overheidsinstanties en particulieren kosteloos geschiedkundige gegevens uit het landsarchief te verschaffen, vooropgesteld dat men niet persoonlijk naar het landsarchief kon komen of een ander daartoe kon aanwijzen, werd een inlichtingendienst ingesteld. Over 1939 bedroeg het aantal-bewerkelijke- vragen 60. Hieronder waren niet begrepen ongeveer 400 genealogische inlich tingen en vragen, die zonder veel moeite konden worden beantwoord. Van de 60 aanvragen kwamen er 12 van overheidsinstanties, hadden 38 een wetenschap pelijk doel en kwamen er 10 van banken, ondernemingen en particulieren, die voor het verrichte onderzoek de bij het tarief vastgestelde kosten betaalden. In een schrijven aan de algemeen secretaris van 19 januari 1942 drong de lands- archivaris aan op de organisatie van een oorlogsdocumentatie 'met het oog op een beschrijving van de geschiedenis van Nederlandsch-Indië in oorlog'. In maart 1938 werd een afdeling geschiedenis van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen opgericht. Verhoeven werd tot voorzitter ge kozen, dr. I. J. Brugmans tot ondervoorzitter en dr. W. Ph. Coolhaas tot secretaris-penningmeester. De afdeling hield zes bijeenkomsten per jaar. Spre kers waren in 1938 onder meer prof. dr H. T. Colenbrander over 'Nederlandsch- Indië onder De Graeff en De Jonge' en dr. F. M. Trautz, oud-directeur van het Deutsches Forschunginstitut te Kyoto, over 'Aus japanisch-hollandisch- deutscher Forschungsarbeit'. Verhoeven werd eind 1938 benoemd tot lid van de directie van het Bataviaasch Genootschap en voorts, op voordracht van zijn leermeesters Huizinga en Krom, tot corresponderend lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Ook werd hij benoemd tot lid van de Vereni ging van Amerikaanse archivarissen en tot lid van de Far Eastern Commission van het Comité International des Sciences Historiques. Van 1942 tot 1945 was Verhoeven geïnterneerd in een Japans kamp op Ja va. Na de bevrijding werkte hij, daar het landsarchief in republikeins gebied lag en derhalve onbereikbaar was, voor de regeringsvoorlichtingsdienst. Na een auto-ongeluk in diensttijd reisde hij in het midden van 1946 naar Neder land. In overleg met Graswinckel sprak hij in de jaarvergadering van de Ver eniging van Archivarissen van 14 september 1946 over het Indische archiefwe zenDrWPhCoolhaasdie in december 1945 vanuit Nederland naar Batavia was vertrokken, volgde in juli 1947, toen het landsarchief weer onder Neder lands gezag kwam, Verhoeven op als landsarchivaris. Verhoeven werd in 1947 secretaris van een comité ter voorbereiding van de culturele samenwerking met Indonesië. Van 1948 tot 1955 was hij directeur van de Stichting voor culturele samenwerking met Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen, de Sticusa. Het doel van de Sticusa was in de rijksdelen de kennis te bevorderen van eikaars cultuur en de belangstelling daarvoor te wekken. Kunstenaars en geleerden, films, boeken en tijdschriften werden uit gewisseld. Tentoonstellingen, lezingen en theateruitvoeringen werden georga niseerd en op het hoofdkantoor te Amsterdam, waar men in de eerste tijd werkte met een formatie van vijftig personen, kwam een documentatiebureau en een bureau voor vertalingen. De cultuur als ontmoeting, als handreiking, kreeg in en door de Sticusa vorm. De archivaris bouwde verder aan de toekomst, maar niet meer, als in het landsarchief, vanuit de werkelijkheid van het verle den, maar nu vanuit de wisselende actualiteit. In 1955 werd Verhoeven algemeen directeur van de internationale uitgeverij Djambatan nv. In die functie schreef hij De Islam. Onstaan en verbreiding in kaart, woord en beeldAmsterdam 1961. Het archiefwezen en de internati onale samenwerking bleven trekken. Als Unesco-adviseur voor archief- en re- gistratuurmanagement werkte Verhoeven van 1962 tot 1966 te Kuala Lumpur, Maleisië aan de opzet van een archief- en registratuurdienst. Van november 1962 tot februari 1966 was hij directeur-generaal en vervolgens tot eind 1966 adviseur van het Nationaal Archief van Maleisië. Zijn inspirerende vriend schap, - your enlightened guidance - smeedde blijvende banden. Uit erkente lijkheid ontving hij uit handen van de vorst het commandeurskruis in de Orde van Verdienste van Maleisië. In 1968 gaf Verhoeven te Kuala Lumpur de aan zet tot de oprichting van de Southeast Asian Regional Branch van de Interna tionale Archiefraad (Sarbica). Het oude ideaal van gestructureerde samenwer king werd verwerkelijkt. Het voorbeeld sloeg aan. Andere regionale samenwerkingsverbanden volgden, Parbica, Pacific Archives Regional Branch of lea, Carbica, voor het Caraïbisch gebied en zo voort (zie A. Wagner, 'Regi- onaler Zusammenschlusz der Archive', in: Der Archivaris (1973) 551 en vol gende). Een artikel 'The lost archives of Dutch Malacca' schreef hij voor het Journal of the Malaysian Branch of the Royal Asiatic Society xxxvn (1964) 11-27. In 1967 werkte Verhoeven als Unesco-adviseur gedurende vier maanden te Singapore aan de opzet van het National Archives and Records Centre. Van 1968 tot 1972 was hij voor de directie Internationale Technische Hulp van het ministerie van Buitenlandse Zaken adviseur bij het opzetten van opleidingen voor buitenlandse studenten, onder meer in Chili ten behoeve van het Centro Latino Americano de Documentacion Economica y Social en vervolgens van september 1974 tot oktober 1976 te Addis Abeba, Ethiopië bij het opzetten van een handelsinformatie- en documentatiedienst bij het African Trade Cen tre. Hij werkte er ook mee aan het maandblad African Trade/Commerce Af - ricain, waarin de lidstaten informatie kregen over grondstoftarieven en wette lijke bepalingen. Zijn kalme, hoffelijke en doelgerichte optreden bewerkte resultaten ondanks de politieke toestand, die door de val van keizer Haile Se lassie en steeds extremer regimes uitzichtloos werd. Bij al dit werken en reizen vergezelde hem zijn echtgenote, die zijn type- en fotowerk verzorgde. De resultaten van zijn werken en optreden steunden op deze hechte echtelijke samenwerking. 72 73

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 37