Volgens Dekkers brengen tegenstrijdige ontwikkelingen het dynamisch archief beheer in de problemen. Bij veel afdelingen Interne Zaken of Algemene Secre tarie wordt de personeelsformatie ingekrompen en verschuiven registratietaken naar een secretaresse (despecialisatie). Tegelijkertijd wordt op kwaliteitsver betering aangedrongen. Aan registratuurafdelingen worden andersoortige ge gevens gevraagd, zoals geaggregeerde gegevens en managementinformatie. De huidige registratiemethoden (onder meer door middel van de code-VNG) vol doen niet meer aan de veranderde behoeften. Nieuwe informatiedragers ver anderen de archiefvorming en de positie van de registrator. Registratuurafdelingen moeten naar de opvatting van Dekkers hierop ac tief en creatief inspelen. Bij de beheersing van documentstromen en het behe ren van de documentaire gegevens moeten zij meer kostenbewustzijn aan de dag leggen. Zij moeten kosten en baten tegen elkaar afwegen, de effectiviteit en de efficiency van de uitgevoerde werkzaamheden onderzoeken en een sterk te/zwakte-analyse maken van de eigen afdeling. Registratuurafdelingen moeten de informatiebehoefte van de organisatie ken nen. De organisatie moet erop kunnen vertrouwen dat de informatie die ze vraagt, snel wordt verstrekt. Registratuurafdelingen moeten de dossiervorming afstemmen op de raadpleegfrequentie. Ze moeten aan diepteregistratie doen: nadere inhoudelijke ontsluiting via een database met behulp van trefwoorden, die in een thesaurus zijn opgenomen. Registratuurafdelingen moeten ook gretiger worden bij het doorvoeren van technische vernieuwingen en zich beter in de consequenties verdiepen. Auto matisering leidt tot centraal gegevensbeheer en decentrale raadpleging. Gevolg is, dat de registrator steeds minder een intermediair is tussen de gegevens en degenen die die gegevens nodig hebben: zijn taak verengt zich tot het registra tieproces zelf. Dekkers eindigde met de constatering, dat afdelingen Interne Zaken of Al gemene Secretarie alleen een rol in de interne documentaire dienstverlening kunnen blijven spelen, als zij de eerdergenoemde veranderingen in gang zetten en een beter kostenbewustzijn aan de dag leggen. Als de organisatie zelf geen orde op zaken stelt, zullen anderen dit gaan doen. 1-2 De archivaris en informatiemanagement: is er nog plaats voor de ar chivaris in de nieuwe informatiemaatschappij? - drs. J. N. T. van Albada Het automatiseringstijdperk plaatst de archivaris voor een ernstig dilemma. Aan de ene kant kan men niet van hem verlangen dat hij met de vormers van modern archief over informatiemanagement meepraat: het levert hem weinig op, hij weet er te weinig van en hij heeft er ook weinig plezier in. Aan de ande re kant voelt hij er ook weinig voor om de beheersing van de informatiestro men en van de inhoud van de informatie aan de administratie over te laten: dan zou hij in ieder geval binnen afzienbare tijd de baas blijken van een curio- sahuis. Wie is wel de geschikte functionaris om met informatiemanagement te wor den belast? Volgens Van Albada vergt informatiemanagement de habitus van meet- en regeltechnicus bij een afdeling informatiebeheer. Het is een intellec tueel probleem voor gestructureerde denkers. Planologen en astronomen, men- 2 Het gebouwencomplex van Algemeen Rijksarchief, Rijksarchiefschool en Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. sen die met complexe informatiesystemen te maken hebben, zijn voor deze taak beter geëquipeerd dan registratoren en archivarissen. T. M. Campbell spreekt in zijn boek Archives and Information Management over ships passing in the night. Moeten wij het schip van het informatiemana gement laten passeren? We hebben voldoende werk op eigen schip. Daar staat tegenover dat we een zware hypotheek op onze schouders nemen als we het schip inderdaad laten voorbijgaan. Informatiemanagers hebben weinig be langstelling voor het bewaren van historisch belangrijk materiaal. We zouden er in de toekomst wel eens achter kunnen komen dat mogelijkheden voor histo risch onderzoek om zeep zijn gebracht. Van Albada wees de aanwezige archivarissen op de noodzaak om over stra tegieën te gaan piekeren. In ieder geval moeten archivarissen zich met auto matisering vertrouwd maken: dan kunnen ze de administratie tenminste blij ven begrijpen. Met de ontstaansfase en de fase van de bewaring ter administratie zelf moeten archivarissen zich niet bemoeien, wel met het formuleren van de eindtermen. Ze moeten erop toezien dat de output op zijn minst leesbaar is en dat mutatiegegevens en dergelijke beschikbaar zijn. Uit de discussie bleek, dat over strategieën in elk geval in het VAN-bestuur gepiekerd wordt: Caminada was althans Van Albada's belangrijkste opponent. Hij stelde, dat de rol van de archivaris in het informatiemanagement niet kan worden bepaald, als niet vooraf wordt vastgesteld waartoe wij archivarissen op aarde zijn. Zelf zou hij op dit punt de lijn van de archiefwetten willen door trekken. Automatisering heeft geen invloed op het beginsel dat de archivaris greep moet houden op wat in de administratieve fase gebeurt. 'Als je niet weet waar je heen wilt, maakt het ook niet uit welke kant je op gaat.' Van Albada bleek heel goed te weten waar hij heen wil: de andere kant op. De archiefwetten hebben er hoogstens voor gezorgd dat de archivarissen op het gebied van de administratie geen terrein hebben verloren, meent hij. Maar 3

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 2