Panoramisch zicht op Diest in 1606 door Jan de Haan. (foto stadsarchief Diest) nen enige administratie voerde kon door de Domeinraad ter verantwoording worden geroepen. In Den Haag werden de rekeningen van de rentmeesters van de verschillende domeinen afgehoord. Indien nodig, bijvoorbeeld bij de be handeling van geschillen over grens-, pacht- en waterstaatkundige kwesties, gingen de leden van de Domeinraad op inspectie. De Domeinraad bracht recht streeks verslag uit aan de prins van Oranje. Voor de ver weg gelegen domeinen in de Zuidelijke Nederlanden was een persoon aangesteld met de titel van raad(-generaal), intendant(-generaal), ook wel directeur-generaal, advocaat(-generaal) of agent-generaal genoemd. De raad(-generaal) voor de domeinen in de Oostenrijkse Nederlanden was be last met het toezicht op de rentmeesters en officieren, het adviseren van de Do meinraad over verbeteringen in het bestuur van de domeinen, dorpen en heer lijkheden en veranderingen in de magistratuur van steden, met het opstellen van pacht- en verkoopvoorwaarden van gronden en meer in het algemeen met de verdediging van de belangen van de Prins van Oranje in de domeinen. Voor de Domeinraad was tevens een aantal juristen werkzaam in de Oostenrijkse Nederlanden, zoals een procureur van de Prins bij de Grote Raad van Meche- len, een procureur van de Prins bij de Raad van Brabant te Brussel, een agent te Brabant en Vlaanderen die over het verloop van door of tegen de Domein raad gevoerde processen rapporteerde en verscheidene advocaten. Tot 1750 werden de belangen van de Domeinraad aan het hof van 'Zijne katholieke majesteit' te Brussel behartigd door een agent. Na 1750 werd deze taak waargenomen door de raad-generaal voor de domeinen in de Oostenrijk se Nederlanden, te weten Jean Matthias Jacmain d'Ortho. De juristen verdienden een goed belegde boterham in de Zuidelijke Neder landen 'daer de genie van het volk geheel getourneert is op processen, captien, hairkloverijen en spitsvindigheeden van de practijk'.6 Ook aan verervingen en verdragen hadden de juristen hun handen vol. Kort voor de Vrede van Munster (1648) had het Huis van Oranje-Nassau een ontwerp-accoord gesloten met Span je, waarbij de prins van Oranje afstand zou doen van de goederen in het Zuid en, met uitzondering van die in Luxemburg. In ruil zou Prins Willem li die rechten in het markiezaat van Bergen op Zoom ontvangen die hij hier nog niet wettig bezat, zodat het hele markiezaat zijn eigendom zou worden. Prinses Ama- lia van Solms zou de heerlijkheid van Turnhout en die van Zevenbergen krij gen en Prins Willem n de heerlijkheid van Montfort (bij Roermond). Boven dien zou Spanje zijn invloed aanwenden bij de keizer om van Meurs en Lingen een hertogdom te maken. De goederen van de Oranjes in Franche Comté zou den aan hen worden teruggegeven.7 Zo op het eerste gezicht een zeer voordelige ruil voor het Huis van Oranje. De domeinen in de Zuidelijke Nederlanden brachten, in tegenstelling tot die in de Republiek, niet veel op; ze waren herhaaldelijk het toneel van oorlog voering en werden regelmatig door anderen betwist, waardoor de domeinin komsten stagneerden. De uitvoering van het accoord zou tot gevolg hebben, dat behalve de staatkundige banden ook de persoonlijke banden (via het Huis van Oranje) tussen de Zuidelijke Nederlanden (met uitzondering van Luxem burg) en de Republiek zouden worden verbroken. Zo ver kwam het echter niet. In 1652 twee jaar na de dood van Willem ii werd het ontwerp-verdrag zo danig gewijzigd, dat het Huis van Oranje de goederen in de Zuidelijke Neder landen behield en dus aldaar enige invloed kon blijven uitoefenen; via de raad voor de domeinen in de Zuidelijke Nederlanden had de prins van Oranje im mers een vinger in de pap bij de samenstelling van de magistratuur van steden, en besturen van dorpen en heerlijkheden.8 Toen na de sluiting van het verdrag de inkomsten uit de Brabantse en Luxem burgse domeinen evenmin vlot binnenstroomden als voorheen, stuurde de Prins van Oranje zijn secretaris Constantijn Huygens jr. (1628-1697) in 1654 op in spectiereis. Voor Constantijn waren de Zuidelijke Nederlanden geen onbekend terrein. De heerlijkheid Zeelhem, gelegen in de nabijheid van Diest, behoorde sedert 1650 tot de bezittingen van de familie Huygens.9 Zijn reisindrukken legde Constantijn vast in schrift en beeld. Zo schreef hij over de inwoners van Vian- den, dat zij waren 'meest een rouw, kribbich ende kraekelich volck, die met processen aen de anderen hangen ende om een haverstroo aan 't pleyten sou den komen'.10 Deze laatste opmerking komt wonderwel overeen met die van de raad De Verdun ruim honderd jaar later.6 Onderweg maakte Constantijn jr. reisschetsen, onder meer in de omgeving van Diest, Zichem en Grimbergen. Een in 1659 opgemaakte staat van de inkomsten van de prins van Oranje geeft enig inzicht in de omvang van de jaarlijkse domeinopbrengsten. De staat vermeldt als opbrengst uit de stad, landen en baronie van Diest, 6.743, de opbrengst uit de stad, heerlijkheid en baronie van Zichem wordt begroot op ƒ2.000,en de opbrengst van de heerlijkheid van Meerhout en Vorst op ƒ1.400,Ter vergelijking, de stad Grave en baronie van Cuyk brachten volgens de staat van inkomsten jaarlijks ƒ21.000,— op, de jaaropbrengst uit de stad en heerlijkheden van Geertruidenberg inclusief de domeinen en visse rij werd begroot op ƒ35.000,en de inkomsten uit de heerlijkheden van de Hoge en Lage Zwaluwe werden begroot op ƒ24.000 per jaar.12 46 47

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 24