het slechts in 1800 als partikulier terug. Muller draagt overigens nauwelijks argumenten aan die zijn bewering kunnen ondersteunen. Het valt moeilijk te beoordelen wie van de twee gelijk heeft. Een overtui gend bewijs zal moeilijk te vinden zijn en bovendien zijn beide negentiende eeuwers enigszins bevooroordeeld. Vermeulen zat met een incompleet archief en wat was makkelijker dan de voorganger daarvan de schuld te geven. Hem ontbrak de kennis over de collectie (immers in zijn tijd was die al niet meer in Nederland) die Muller later wel had, nadat hij de stukken weer naar Neder land had teruggehaald in 1888 (waarover verderop). Muller daarentegen stond er in tijd verder vanaf, had dus geen informatie die Vermeulen wellicht wel van tijdgenoten had. Eén daarvan was Dedel die, zoals we zagen, reeds de beschuldigende vinger naar Van Musschenbroek uitstak. Het valt zeer bezwaar lijk aan te nemen dat Van Musschenbroek zich niet zoals zijn voorgangers, onder wie vooral Bondam, schuldig maakte aan het meenemen van originele stukken uit archieven. De meningen van zijn tijdgenoten wijzen daarvoor te veel in die richting. Van de andere kant moeten we de omvang van die ver vreemding niet overschatten. Verreweg de meerderheid van zijn collectie ver kreeg hij op legale wijze. Van Musschenbroek was vóór alles een afschrijver, kopieerder. Hij verzamelde even zo lief afschriften als originelen. Het ging hem om de inhoud, niet om het stuk zelf. Dat zijn verzameling een zo grote hoeveelheid originele bescheiden bevatte lijkt niet zijn verdienste als verzamelaar-ontvreemder, maar meer als verzamelaar-koper. Los van dit al les staat natuurlijk het feit dat er archiefstukken uit hun Utrechtse archieven waren verdwenen en in partikuliere handen waren gekomen. Het waren bo vendien niet zomaar de eerste de beste stukken, neen, daaronder bevonden zich vele historisch waardevolle. We zullen er hier geen opsomming van ge ven, daarvoor kunnen andere bronnen dienen.21 Belangrijk blijft dat vele ar chieven ontdaan waren van daarin thuishorende dokumenten. Met de veiling van de collectie Van Musschenbroek in 1826 geraakten die stukken nog ver der van hun thuisbasis. Bestemming van de verzameling Ongetrouwd en dus zonder kinderen had Van Musschenbroek niemand om zijn verzameldrift aan over te dragen. Zijn broer, Samuel Cornells, was te zeer geoccupeerd met zijn bestuurlijke funkties om de verzameling te beheren dan wel voort te zetten. En juist deze Samuel kreeg haar uiteindelijk in handen. Wat was het geval. Op latere leeftijd onderging Petrus een snelle geestelijke en lichamelijke aftakeling. Anders gezegd: hij dementeerde. De familie overlevering, dat hij naakt door de tuin van zijn buiten in Oostveen paradeer de, moeten we met de nodige korrels zout nemen. Overtuigender is de weten schap dat hij in 1821 uit het beheer van zijn goederen werd ontzet. Korte tijd daarvóór had hij zijn broer testamentair als enige en universele erfgenaam be noemd.22 Op 13 december 1821 werd Petrus overgebracht naar een Maison de santé te Delft, waar hij tot zijn dood op 14 juni 1823 verbleef. Samuel ver volgens verkocht zijn bezittingen, ter waarde van ƒ147.045,85. Bij deze ver koop bleef de bibliotheek buiten beschouwing. Voor Samuel was die biblio- 36 Va*** jv OhcZn-T-cJ i$J/ - fia éle c f "fnen fia fél f>~LcZ~ hoe (tw/qa Cf cZtare i^eZza^rc/cjefè) g+i zpz&BïtT&Jh- Jhz <2y 1 py-L&TtZc-n f -2^7 ficc Z-77 fl c /'Zo r <ui rr (si* (QZv Jba 2bJ2v<JZ fraAy^^) rZ? 1+ieJ?ctZ/ Wen// Het ging Van Musschenbroek niet om het bezit an sich van oude dokumenten. Vooral het geschiedkundige belang telde voor hem. De hier afgebeelde verantwoording is kenmerkend, (rau, Archief van het hof van Utrecht, 342a) theek een blok aan het been. Hij besloot haar te gelde te maken en bood haar op een publieke veiling te koop aan bij zijn neven, de Leidse gebroeders Lucht- mans. Op 4 oktober 1826 kwam zij onder de hamer. Wie nu stelden belang in de aangeboden collectie? Wie er belang in zouden moeten stellen waren natuurlijk de rechtmatige eigenaren van de ontvreemde archivalia. Inmiddels waren gedeputeerde staten op de hoogte van het ontbre ken van stukken uit het statenarchief. Van Wijn had er de minister van Bin nenlandse Zaken op attent gemaakt na een inspectie zijnerzijds; de minister berichtte hierover aan gedeputeerde staten.23 Wakker geschud stelden gede puteerde staten een onderzoek in, hetgeen resulteerde in een geschiedenis van de lotgevallen van het archief. Nergens komen we daarin de namen van Bon dam of Van Musschenbroek tegen. De reaktie van de minister op het rapport van gedeputeerde staten luidde: staakt het zoeken en beperkt u tot het wel aan wezige. Niettegenstaande dit advies gelastten gedeputeerde staten de rijksad vocaat Van Asch van Wijck om zich bezig te houden met het terugwinnen der stukken. Bij de veiling was de provincie vertegenwoordigd in de persoon van 37

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 19