2 3 Objectief expressionisme Werden rationaliteit en schoonheid via een schilderachtige aanpak versmol ten, de betekenisdragende functie werd er eveneens in uitgedrukt. Ook hier kan gewezen worden op Cuypers' voorbeeld Pugin, in wiens geschriften het op en top doelmatige, constructivistische karakter van de gotiek niet tegen strijdig wordt geacht aan zijn symbolische inhoud. Zoals bekend heeft Cuy pers' zwager, Thijm, deze ideeën verwerkt in wat hèt negentiende-eeuwse hand boek zou worden over de symboliek als objectief expressionisme: De Heilige Linie. Over de oostwaardsche richting van kerk en autaer als hoofdbeginsel der kerkelijke bouwkunst, uit 1858. Het typeert de invloed van dit werk dat ook Berlage een druk geannoteerd en beduimeld exemplaar naliet.36 Hoewel Thijm de wens uitsprak, is het tot een even samenhangend werk over de sym boliek in de profane architectuur nooit gekomen.37 Niettemin heeft De Heili ge Linie, gezien onder meer het iconografische programma van het Rijksmu seum, ook in de rijksbouwkunst zijn weg gevonden. Dit laatste was mogelijk doordat Cuypers en Thijm de mening van Viollet- le-Duc deelden, dat de 'kathedrale' gotiek in oorsprong geen clericale, maar een burgerlijke bouwstijl vormt,38 met alle symbolische consequenties vandien. Deze stelling viel goed te verenigen met het nagestreefde ideaal van de 'Oud- hollandsche' stijl van Cuypers en De Stuers: 'De renaissancefa?ades zijn op de gotische gekalkeerd. De XVI<? Eeuw heeft zonder gothische intentie steeds gothisch gekonstrueerd en ik meen te hebben aangetoond dat ook goede constructies met renaissance-vormen kunnen zamengaan', schreef Cuypers in 1864 aan Thijm.39 Zo kon men het voorstellen als vormde de 'Oudholland- sche' stijl niet alleen een nationale, maar ook constructief logische en organi sche ontwikkeling uit de gotiek. Ten aanzien van de symboliek huldigde Thijm de, overigens ook middeleeuw se opvatting, dat kerk en overheid zich van dezelfde heersers - casu quo bestuurssymbolen bedienen.40 Hij stelt dit impliciet waar hij opmerkt: 'Bij de heidenen was het bouwfrontispies (de driehoekige topgevel) eene uitsluitende eigenschap van den 'tempel'het paleis van Caesar werd er niet mede vercierd, dan als eene voorbeduiding zijner aanstaande vergoding. Het frontispies, fron ton of frontaal, namelijk is het teeken der 'bekapping'; de 'kap' behoort der 'kapel', en ook de heidensche tempels waren plaatsen van vereering als de ka pellen.'41 Zo werd de sacralisering van profane gebouwen gelegitimeerd. We vinden dit terug in typisch negentiende-eeuwse vergelijkingen als: het Concert gebouw als tempel der muziek - niet zomaar wordt te Amsterdam de voorge vel bekroond door een klassiek fronton-42 en het museum als tempel der kunst. Wat betreft de coproduktie van Thijm, Cuypers en De Stuers, het Rijksmuseum te Amsterdam, heeft recent onderzoek aangetoond dat mede als gevolg van de sacralisering van kunst in de vorige eeuw het gebouw opgevat kan worden als één grote cultusruimte. De voor Thijm cum suis onbetwistba re analogie tussen de kunstenaar in zijn scheppingsdaad en God in zijn we reldschepping is hier inherent aan geweest.43 Als tempel werd het museum aan de buitenzijde aangekondigd door het 'frontispies', de middenrisaliet van de Schauseite met haar 'triomboog' en driehoekige topgevel!44 304 DhAt IPOOjlPOilBnioarr BLAD 3. E.O.C^Ui. 12 Opstand van de zo en nw -gevel. Een 'aangename afwisseling' door de fraai gemetselde schoorsteenpijpen, de topgevel boven de kamer van de Algemeen Rijksarchivaris (eerste verdieping), de muurankers en het siermetselwerk. 13 De overwelfde gang op de eerste verdieping. nW Wanneer vanuit deze achtergrond de hoofdgevel van het ARA-complex wordt geanalyseerd, dan behoeft de betekenis van het 'bouwfrontispies' als bekro ning van de hiërarchisch iets naar voren tredende middenrisaliet met haar (neo)gotische 'triomboog' - waarin 's rijkswapen straalt in glas-in-lood - nau welijks betoog. Geflankeerd door twee met spitsbogen omlijste vensters, ma nifesteert zich het kathedrale trinitasmotief. Dit herhaalt zich in de topgevels aan voor- en achterzijde, waar het even symbolisch als functioneel de lichtval in de opengewerkte trappehal regelt. Door het logische, organische verband tussen binnen en buiten, casu quo tussen trappehal en topgevel, openbaart zich dit monumentale trinitasmotief ook in het interieur. Veelzeggend genoeg is hier in glas-in-lood het openingsjaar: '1902', vastgelegd.45 Het zal geen toeval zijn dat de enige neogotische, sacraliserende elementen zich bevinden in de tem- pelfagade en zijn pendant aan achterzijde, alsmede in de topgevel boven de kamer van de Algemeen Rijksarchivaris. En passant typeert dit de volstrekte gelijkberechtiging van alle gevels bij het rationele bouwen.46 Overeenkomstig het iconografisch schema van de Schauseite van het Rijksmuseum als 'tempel der kunst', wordt de bezoeker aan het Bleyenburg geconfronteerd met de be tekenis van het ara als 'tempel der wetenschap'. En wel in het bijzonder als: 'tempel der historische wetenschap', waarop ook de gestileerde letters H en w op de rijk gedecoreerde troggewelven van de studiezaal duiden. Niet zomaar 305

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 9