iililiicj.
de Rijksdienst voor de Beeldende Kunst en toch het belangrijkste gedeelte van
het complex voor de toekomst te bewaren.4
Was hiermee onzes inziens slechts een Pyrrusoverwinning behaald, ook de
nieuwe Rijksdienst voor de Beeldende Kunst (RBK)liet het er blijkens zijn pro
gramma van eisen niet bij zitten. Het depotgebouw is in zijn visie onbruik
baar, brandgevaarlijk en door zijn weinig flexibele constructie onhandelbaar
voor de bewaring van kunstvoorwerpen. Hoewel 'aartskunst' in de letterlijke
zin van het woord, ziet 'Beeldende Kunst' er geen been in om stiefmoederlijk
met deze bijzondere architectuur om te gaan. Dit is des te ironischer wanneer
men bedenkt dat juist het depot-ook gezien het advies van de
Monumentenraad - de 'eigen tijd' zozeer aanspreekt omdat het zich nadruk
kelijk manifesteert als een déja vu van constructivisme en hi-tech-architecture
Deze meerwaarde wordt in het nog nader uit te werken voorstel van architec
tenbureau Van Aalderen en Jonges op een haast perverse wijze gehonoreerd.
Het in 1985 goedgekeurde masterplan - wellicht ontstaan als antwoord op de
dreigende bescherming van het depotgebouw-voorziet enkel in nieuwbouw
met als droevige verwijzing naar het verleden een restant, een 'taartpunt' van
het oude depot: 'Men kijkt en helder uitgelicht staat een fragment te pretende
ren dat het de hele werkelijkheid voorstelt.'5
1-2 Voor het tribunaal van de geschiedschrijving
Bij een ingrijpende beslissing als de nagenoeg volledige sloop van het ara-
complex zou een kritische opstelling ten opzichte van het vervangende plan
verwacht mogen worden. Voorspelbaar genoeg blijkt dit niet mogelijk te zijn.
Het masterplan immers is nog geen echt ontwerp: het geeft enkel globaal de
maten en de volumes van de te verwachten nieuwbouw aan. Deze staat daarin
ook niet centraal. Kernpunt vormt het zodanig presenteren van argumenten,
dat het minimaliseren van het complex tot een 'taartpunt' als de meest bevre
digende artistieke oplossing geaccepteerd kan worden. Het 'kleren-van-de-
keizer'-effect speelt daarbij een psychologisch interessante, maar voor het de
potgebouw helaas fnuikende rol. Met uitsluitend een monoloog is echter het
'tribunaal van de geschiedschrijving' niet gebaat.6 Reden waarom wij hebben
gemeend de 'bewijsvoering' ten gunste van het reductieproces in hoofdpunten
te analyseren.
Uit een in Forum gepubliceerd artikel blijkt architect Bé van Aalderen de
auteur te zijn van de toelichting van het masterplan. Hij heeft zijn betoog pre
cies op maat gesneden van de 'opdrachtgever', de rbk. Aangezien men er uit
sluitend omgaat met kunst in de museale betekenis van het woord, zal het deze
dienst zeker aanspreken dat het plan 'een oplossing (biedt) waarbij weliswaar
een groot deel van het depot-gebouw van het voormalig Algemeen Rijksarchief
wordt gesloopt, doch waarbij een ander deel van dit gebouw (de 'taartpunt')
zal worden gehandhaafd om aldus op unieke wijze 'de dubbele functie van
museum en museumstuk' (sic!) te gaan vervullen'.7 Het spelen met homonie
men tracht hier het fundamentele verschil tussen onroerende en roerende kunst
voorwerpen teniet te doen. De discussie dat een monument nooit of te nimmer
een museumstuk kan worden, omdat het onmogelijk zonder schade uit zijn
architectonisch, stedebouwkundig dan wel historisch-geografisch verband te
294
nl ■■*itèaunnmJ(i, jr-w!rT rasrr beeoaaWcb D aoTt^DiRn^*'
6 De voor- en achtergevel van het Dienstgebouw.
7 Pijler met ontspruitende gewelfribben van de vestibule. Behalve een uitvloeisel
van het organische bouwen, tevens een persoonlijk stijlbloempje van Van Lokhorst.
isoleren valt, wordt al sedert de vorige eeuw gevoerd.8 Vaak tevergeefs zoals
ook hier blijkt. De beide begrippen zijn zozeer een contradictio in terminis,
dat kiezen voor het één haast onvermijdelijk vernietiging van het ander inhoudt.
Men denke maar aan de kitscherige onwezenlijkheid van tot openluchtmusea
gerestaureerde stadjes. Net zoals bij het masterplan ten aanzien van het depot
wordt slechts een selectief moment van de bestaansontwikkeling bevroren en
als 'eeuwige schoonheid' gepresenteerd. Er staat niet wat er staat! Een monu-
295