Het complex van het vroegere Algemeen Rijksarchief is tussen 1895 en 1902
tot stand gekomen onder het bewind van Victor de Stuers, referendaris van
de afdeling Kunsten en Wetenschappen van het ministerie van Binnenlandse
Zaken. Het werd gebouwd in de tuin van het Logement van Amsterdam aan
het Plein, waar het rijksarchief gevestigd was, en ontworpen door de Rijks-
bouwkundige voor de gebouwen van onderwijs, Jacob van Lokhorst. Verant
woordelijk voor de uitmonstering was diens hoofdopzichter, Jan de Quack.
In twee fasen tot stand gekomen, bestaat het complex uit een depotgebouw
van circa 30 bij 30 meter, verbonden via een smalle 'hals' met een 'kop' - of
dienstgebouw, dat de plaats inneemt van de stallen van het oude Logement
aan het Bleyenburg. Het depotgebouw is in het kader van de herbestem
mingsprocedure uitvoerig onderzocht door ir. E. J. Nusselder, bouwhistoricus
bij de Rijksgebouwendienst. Deze komt tot de conclusie dat het in Nederlands
en vermoedelijk zelfs Europees verband uniek is, niet wegens: 'een aantal af
zonderlijke aspecten van het gebouw, maar in de combinatie en perfectie daar
van en in de schaal van toepassing van de technische, archiefkundige verwor
venheden.'3 Het depot is samengesteld uit een solide onderbouw van stenen
gewelven, waarop een staalconstructie van zes etages staat, gevat in een bakste
nen huls en verlicht door lichtkappen en gevelramen. De bakstenen huid is een
voudig gedetailleerd met speklagen, natuurstenen waterlijsten en sierlijke smeed
ijzeren gevelankers. Inwendig neemt het skelet naar boven toe in zwaarte af.
Links en rechts van een middenpad met trappen en liften zijn haaks de stellin
gen geconstrueerd, een geheel met het skelet en voorzien van leistenen plan
ken. Door gietijzeren vloerroosters met aan de kasten parallel gerichte ope
ningen of Klüfte kon het bovenlicht tot beneden toe doordringen. Een technisch
hoogstandje is de hydraulische apparatuur, ontworpen door W. Schlüssen en
uitgevoerd door Stork in Hengelo. Via een waterperspomp en drukaccumula-
tor werden 42 motoren gevoed, die de luiken voor de lichtkappen en de ramen
in vier minuten tijds konden sluiten. Het depot was gebaseerd op inzichten
die Van Lokhorst had opgedaan tijdens buitenlandse studiereizen, en was ten
tijde van de voltooiing het modernste van Europa. Alleen al hierom is het on
begrijpelijk dat het complex - vroegtijdig - van de monumentenlijst werd af
gevoerd.
Bij nadere beschouwing blijkt de hele plaatsingsprocedure van het ara er een
van schijnmanoeuvres en onwil te zijn. Dit kan men al enigszins opmaken uit
het Jaarverslag 1985 van de Monumentenraad. De rijkscommissie voor de Mo
numentenzorg, afdeling n van de Monumentenraad, die de taak heeft om de
minister ten aanzien van de plaatsing en afvoer van monumenten te adviseren,
heeft daartoe een subcommissie uit zijn midden samengesteld: de registratie
commissie. Aanvankelijk adviseerde deze om het pand Bleyenburg nummer
7 helemaal voor plaatsing voor te dragen. Dat was echter voordat men van
de verbouwplannen ten behoeve van de nieuwe Rijksdienst voor de Beeldende
Kunst op de hoogte was gesteld. Deze behelsden in alle varianten behoud van
het administratiegebouw en respectievelijk sloop dan wel handhaving van zes
halve traveeën, het naar keuze in de lengte of de breedte doorsnijden, of 'leeg'
behoud van het integrale depot, gecombineerd met vervangende nieuwbouw.
De Monumentenraad, voor de vraag gesteld of men deze plannen nu wel of
292
3
4
5
De funderingsgewelven van het depotgebouw met muurdammen, gordelbogen en
contragewelven.
De motor met accumulator voor de bediening van de luiken voor de lichtkappen en de
ramen.
Het depotgebouw: een déja vu van constructivisme en hi-tech-architecture.
niet in het beschermingsvoorstel moest opnemen, toonde al snel grote voor
keur voor behoud van het depot. Na een bezoek ter plekke stelde de raad voor
om het kopgebouw te laten vallen en het depot inclusief machinerie te bescher
men. Men meende op deze wijze tegemoet gekomen te zijn aan de wensen van
293