daar bij Koninklijk besluit van 28 juli 1924 het Koninklijk besluit van 28 okto
ber 1919 tot oprichting ener archiefschool 'tijdelijk' buiten werking was gesteld.
In laatstgenoemd Koninklijk besluit was het afnemen van examens, bedoeld
in het Koninklijk besluit van 2 september 1919, Stb. 515, opgedragen aan de
leraren van de Archiefschool. De beschikking van 25 oktober 1924 bepaalde
onder meer dat een der leden van de door de minister benoemde examencom
missie als voorzitter optrad. In de praktijk werd steeds de algemene rijksar
chivaris tot voorzitter benoemd.
Volgens artikel 34 (oud), derde lid, van het Archiefbesluit was de algemene
rijksarchivaris lid en voorzitter van de examencommissie. Deze dwingend voor
geschreven combinatie van de functies van algemeen rijksarchiveris en voor
zitter der examencommissie wordt, aldus de Nota van toelichting bij artikel
36 (nieuw), niet langer wenselijk geacht.
Nieuw zijn de bepalingen dat tenminste één der leden de hoedanigheid van
hoger archiefambtenaar dient te bezitten, dat de leden van de examencommis
sie geen lid van het curatorium van de rijksarchiefschool mogen zijn (aldus
bepaald op advies van de Raad van State36) en voorts dat de minister twee on
dervoorzitters aanwijst en regelen stelt omtrent de werkwijze van de examen
commissie.
De examens zijn openbaar. Wil deze openbaarheid zin hebben, dan zullen
deze ook openbaar moeten worden aangekondigd.
In de oude artikelen 36, tweede lid en artikel 39, tweede lid, was geregeld dat
de examencommissie desgevraagd vrijstelling verleende van het afleggen van
examen in bepaalde vakken aan degene die daarin met goed gevolg aan een
Nederlandse universiteit of hogeschool examen had afgelegd, dan wel (wat het
examen middelbaar archiefambtenaar betreft) een der door de minister aan
gewezen examens met goed gevolg had afgelegd. Laatstbedoelde examens wa
ren, blijkens de Beschikking examens hoger en middelbaar archiefambtenaar,
de examens ter verkrijging van een akte van bekwaamheid tot het geven van
middelbaar onderwijs in de staatsinrichting onderscheidenlijk de geschiede
nis. Een bijlage bij het Reglement examens hoger en middelbaar archiefamb
tenaar bevatte een 'Regeling vrijstellingen archiefexamens'. Een vrijstelling van
het afleggen van examen in een bepaald vak gaf (ingevolge artikel 28 (oud),
vierde lid, van het Archiefbesluit) tevens vrijstelling van het volgen van de les
sen in dat vak aan de rijksarchiefschool.
Beide mogelijkheden tot vrijstelling zijn bij de herziening van hoofdstuk v
geschrapt. Als reden daarvoor wordt in de Nota van toelichting vermeld dat
'in de regel de gerichtheid in de onderscheiden vooropleidingen wezenlijk an
ders is dan voor het archiefwezen wenselijk moet worden geacht'. Deze toe
lichting is wel zeer summier. Zij verklaart onvoldoende waarom bijvoorbeeld
degene die een doctoraalexamen rechtsgeleerdheid heeft afgelegd toch de les
sen in de inleiding tot de rechtswetenschap en in de staatsinrichting van Ne
derland moet volgen en in die vakken examen moet doen.
Artikel li, onder B, van het Koninklijk besluit van 22 april 1987, Stb. 275
bepaalt: 'De examencommissie kan aan degene die zich op de datum van in
werkingtreding van dit besluit voorbereidde op een examen van de rijksarchief
school vrijstelling verlenen, als bedoeld in de artikelen 36, tweede lid en 39,
tweede lid van het Archiefbesluit, zoals deze luidden voor de datum van de
inwerkingtreding van dit besluit, mits dit examen afgelegd wordt voor 1 juni
1987'Deze overgangsregeling heeft nauwelijks effect kunnen hebben, aange
zien hij alleen van toepassing is op degene die zich op de datum van inwer
kingtreding van het Koninklijk besluit (twee dagen na de plaatsing in het Staats
blad) voorbereidde op een examen dat vóór 1 juni 1987 zou worden afgelegd.
Sedert 1919 werd het examen voor de aspirant- wetenschappelijke archiefamb-
tenaren der eerste klasse (sedert 1968: aspirant-hogere archiefambtenaren) af
genomen in twee gedeelten. Vóór de herziening van hoofdstuk v van het Ar
chiefbesluit was deze splitsing in twee gedeelten geregeld in artikel 37 (oud).
Deze bepaling is thans opgenomen in artikel 10 van het Besluit examens hoger
en middelbaar archiefambtenaar, welke bepaling berust op de opdracht aan
de minister (in artikel 39, tweede lid, onder c, van het Archiefbesluit) tot rege
ling van 'de wijze van afnemen en de duur van het examen voor elk vak'.
De artikelen 34 (oud) tot en met 41 (oud) van het Archiefbesluit lieten een aan
tal aangelegenheden ter nadere regeling aan de minister over. Deze regeling
was vervat in een Beschikking examens hoger en middelbaar archiefambtenaar,
vastgesteld bij beschikking van 5 juli 1971Stcrt. 134. Nieuw is het voorschrift
van artikel 39, eerste lid, inzake de vaststelling van een examenreglement. Dit
examenreglement is opgenomen in het Besluit examens hoger en middelbaar
archiefambtenaar, artikelen 6 tot en met 18.
De in het tweede lid van artikel 39, onder a, bedoelde bepalingen stonden
vroeger in artikel 41 (oud), eerste lid, van het Archiefbesluit, nader uitgewerkt
in het door de examencommissie vastgestelde Reglement examens hoger en mid
delbaar archiefambtenaar (besluit van 18 mei 1971, Stcrt. 134). In dat regle
ment was ook de wijze van aanmelding (zie artikel 39, tweede lid, onder b,
van het Archiefbesluit) geregeld; de bevoegdheid dit te regelen is thans aan
de minister voorbehouden. Dat geldt ook voor de wijze van afnemen, waar
omtrent vroeger zowel het Archiefbesluit als het genoemde Reglement examens
hoger en middelbaar archiefambtenaar bepalingen bevatte.
Artikel 36 (oud), derde lid en artikel 39 (oud), derde lid bepaalden dat de exa
mencommissie desgevraagd gelegenheid gaf examen af te leggen in vakken die
weliswaar geen verplicht examenvak waren, maar waarin wel les aan de rijks
archiefschool werd gegeven. Artikel 39, tweede lid, onder e, bedoelt hetzelfde
te regelen. Blijkens de Nota van toelichting mag uit deze bepaling niet worden
opgemaakt dat de minister in het examenreglement andere verplichte vakken
kan opnemen dan de in artikel 36 bedoelde. Het gaat hier om de mogelijkheid,
dat kandidaten op eigen verzoek de gelegenheid krijgen tot het afleggen van
examens in zulke andere vakken. Daarbij wordt, aldus de Nota van toelich
ting, met name gedacht aan vakken welke naast de in artikel 31 genoemde vak
ken worden gedoceerd. In de commentaar op het Besluit examens hoger en
middelbaar archiefambtenaar wordt hierop nader ingegaan.
De inhoud van artikel 40 is, behoudens een wijziging van de redactie, gelijk aan
die van het vijfde lid van artikel 41 (oud). Het eerste lid van artikel 41 (oud)
332
333