De Archiefraad had geadviseerd om bij de herziening van hoofdstuk v in de
Nota van toelichting de mogelijkheid van dispensatie voor bezitters van de di
ploma's sod I en n te noemen. Dit advies is niet overgenomen.
Uit de tekst van het eerste lid van artikel 35 (vroeger artikel 32) volgt, dat het
enige criterium voor het niet laten doorgaan van de lessen voor een of beide
opleidingen aan de rijksarchiefschool is, dat er naar het oordeel van de mi
nister te weinig deelnemers zijn. Niet van invloed mag dus zijn de vraag of
er in de naaste toekomst bij de overheidsarchiefdiensten voldoende plaatsings
gelegenheid bestaat voor degenen, die zich voor een van de opleidingen heb
ben aangemeld.
Het tweede en derde lid zijn - met een geringe wijziging - ontleend aan arti
kel 16 van het Reglement rijksarchiefschool; zij lijken meer op hun plaats in
het Archiefbesluit, aldus de Nota van toelichting. Volgens de oude redactie
kon een numerus clausus door de minister alleen bepaald worden op voorstel
van het curatorium en de directeur, de docentenvergadering gehoord. Thans
kan de minister ook eigener beweging een zodanig besluit nemen, zij het dat
hij het curatorium tevoren moet horen en dat het curatorium het advies van
de docentenvergadering moet inwinnen.
Een krachtens het tweede lid door de minister af te kondigen numerus clau
sus zou als een noodmaatregel moeten worden beschouwd. De artikelen 33,
eerste lid, en 34, eerste lid, geven immers aan ieder, die aan de daarin gestelde
eisen voldoet, het recht tot toelating. Evenwel wijst de ervaring uit, dat vooral
voor die vakken, waarbij de lessen het karakter van praktische oefeningen heb
ben, met name paleografie, oorkondenleer en ambtelijk Nederlands, het aan
tal leerlingen, dat gezamenlijk met vrucht de lessen kan volgen, aan een maxi
mum is gebonden. Wordt dit overschreden, dan zal zo mogelijk tot splitsing
der klassen worden overgegaan. Mocht daartoe onverhoopt geen gelegenheid
bestaan, dan zal-zo was de bedoeling bij de opstelling van artikel 16 van het
reglement (thans artikel 35, tweede lid, van het Archiefbesluit) - een numerus
clausus uitkomst bieden. In de laatste jaren blijkt de aan de minister toege
kende bevoegdheid echter ook gehanteerd te worden ter regeling van het aan
tal op te leiden archiefambtenaren. Het aantal kandidaten, vooral voor de oplei
ding tot hoger archiefambtenaar, is veel groter dan het aantal op korte termijn
te verwachten vacatures in het archiefwezen.
De bij de herziening van hoofdstuk v in het Archiefbesluit opgenomen be
paling van artikel 35, vierde lid, geeft de in het Besluit rijksarchiefschool op
genomen bepalingen over toelating en verwijdering van leerlingen een grondslag
in het Archiefbesluit.
Artikel 36, eerste lid, beperkt zich tot de verklaring, dat de hoedanigheid van
hoger onderscheidenlijk middelbaar archiefambtenaar wordt verkregen door
het met goed gevolg afleggen van een examen. Uit artikel 37 blijkt dan welk
examen bedoeld is.
Behalve degenen die een der in artikel 37 bedoelde examens met goed gevolg
hebben afgelegd hebben nog twee andere categorieën personen de in artikel
9 van de wet bedoelde hoedanigheid: degenen bedoeld in artikel 65, eerste en
tweede lid, van het Archiefbesluit en degenen die vóór de herziening van hoofd-
330
stuk v van het Archiefbesluit het in artikel 36 (oud), eerste lid, onderschei
denlijk artikel 39 (oud), eerste lid, bedoelde examen met goed gevolg hebben
afgelegd. Krachtens artikel n, onder a, van het Koninklijk besluit van 22 april
1987, Stb. 275 kan degene die ten genoegen van de examencommissie, genoemd
in artikel 36, tweede lid, kan aantonen, dat hij zich op de datum van inwer
kingtreding van dat besluit voorbereidde op één der examens, bedoeld in het
daarbij vervallen artikel 34 van het Archiefbesluit, dat examen alsnog afleg
gen uiterlijk binnen twee jaren na de datum van inwerkingtreding van het besluit.
Artikel 38, eerste lid, stelt twee eisen om tot het afleggen van het examen voor
hoger archiefambtenaar te worden toegelaten en wel in de eerste plaats het met
goed gevolg hebben afgelegd van een van de doctorale examens als bedoeld
in artikel 33, eerste lid, en voorts dat men gedurende ten minste een jaar met
vrucht praktisch werkzaam is geweest aan één of meer archiefbewaarplaatsen,
waarvan een hoger archiefambtenaar de beheerder is.
Bepalingen overeenkomende met de vervallen bepalingen van artikel 35 (oud),
eerste lid, onder b, aangaande de verklaring betreffende de praktische werk
zaamheid en het overleggen van een werkstuk dat het resultaat is van die werk
zaamheid, zijn krachtens artikel 39, tweede lid, onder e, in het Besluit exa
mens hoger en middelbaar archiefambtenaar opgenomen.
Het tweede en derde lid van artikel 38 komen nagenoeg overeen met het ou
de artikel 38, zij het dat ook hier de bepalingen aangaande de verklaring be
treffende de praktische werkzaamheid en het overleggen van een werkstuk zijn
vervallen.
Om te worden toegelaten tot het examen ter verkrijging van de hoedanig
heid van middelbaar archiefambtenaar worden in artikel 38, tweede lid, twee
voorwaarden gesteld. In de eerste plaats dient men in het bezit te zijn van een
getuigschrift, dat toelating geeft tot de opleiding voor middelbaar archiefamb
tenaar aan de rijksarchiefschool of met toepassing van artikel 34, tweede lid,
zonder zodanig getuigschrift tot die opleiding te zijn toegelaten. De minister
heeft evenwel de bevoegdheid in bijzondere gevallen ook personen, die het even-
bedoelde getuigschrift niet hebben en evenmin toestemming hebben verkre
gen de opleiding aan de rijksarchiefschool te volgen, tot het examen toe te la
ten. Blijkens de Nota van toelichting uit 1968 zou dit bijvoorbeeld kunnen
geschieden op grond van iemands ontwikkeling.
De tweede eis is gelijk voorheen het met goed resultaat hebben doorlopen
van een stage. De stage van een aspirant-middelbaar archiefambtenaar kan,
behalve aan een archiefbewaarplaats onder beheer van een hoger archiefamb
tenaar, ook worden volbracht aan een of meer archiefbewaarplaatsen waar
van een middelbaar archiefambtenaar de beheerder is, of onder toezicht van
een provinciaal inspecteur. Dit laatste schept de mogelijkheid dat de stage wordt
doorlopen bij een of meer gemeentelijke of waterschapsarchiefbewaarplaat
sen, waarvan geen archivaris in de zin der wet beheerder is, mits de provinciale
inspecteur toezicht houdt op de werkzaamheden van de stagiaire.
Vóór de inwerkingtreding van het Archiefbesluit in 1968 waren taak en sa
menstelling van de examencommissie geregeld in een ministeriële beschikking
van 25 oktober 1924, KW 4742. Deze beschikking was noodzakelijk geworden
331