Daar is Geloof en Hoop; daar zijn de kostbare
schatten,
Die de Aarde noch de Rede in heur gebergte
omvatten;
Daar is de rust voor 't hart; daar-'t voedsel
voor den geest;
Daar 's levens kern, die nooit onvruchtbaar is
geweest:
Daar is de heiliging, Godwijding aller daden;
Daar is de rijke spil, vanwaar de duizend dra
den
Der levenskrachten voor een nieuwe maat
schappij
Ontsponnen worden; daar is eenheid,
harmonij,
't Geheim des Staatsbestuurs, het doel der we
tenschappen,
De weg om Hemelwaards te trekken, daar de
trappen
Waarlangs de kunstenaar ter hoogste schoon
heid klimt,
Voor de Jacobsladder als motief zie: j.j.m.tim-
mers, Christelijke symboliek en iconografie
(Bussum 1974) (2de dr.), 67, nr 136.
49 THUM, 57: van oost naar west, van de toegang
naar de cultusruimte vindt op symbolische wij
ze een 'Opklimming' plaats:
'De Christelijke Tempel opent zich van het
Westen naar het Oosten om onzen oorsprong
en onze Opklimming naar het oosten, naar de
Heerlijkheid des Heeren aan te duiden.' Zo
ontstond in het spraakgebruik de aanduiding
'boven' (het oosten) en 'onder' (het westen) in
de kerk. Zie ook thijm, 82-88: de indeling van
de kerk in de hemel of het priesterkoor, de we
reld of het schip en het voorgeborchte in de
vestibule of het portaal van de kerk. Zo klimt
men symbolisch op van het portaal naar het
hoger gelegen priesterkoor. Op analoge wij
ze daalt men af van het oosten naar het
westen, van de hemelse naar de wereldse orde
(thijm, 97).
50 Rapport betreffende het onderzoek naar den
toestand der Koopmansbeurs(2 dln, Amster
dam 1906) i, 3. Zie hierover Singelenberg.
Over Cuypers en Berlage zie ook: b. van hel-
lenberg hubar, 'De vervalsende werking van
het isolement, Cuypers en Berlage', De
Sluitsteen 3 (1987), 3-6.
51 becker, 287-299.
52 emmens, 68: diens toelichting is hier, ietwat ge
wijzigd, overgenomen. De bekendheid met Van
Hoogstraetens werk mag onder meer blijken
uit de aanwezigheid ervan in: (j. a. alberdingk
thijm), Katalogus der Bibliotheek van de
Rijks-Academie van Beeldende Kunsten
(Amsterdam 1888) 36, nr 1722: samuel van
hoogstraeten, Inleyding tot de Hooge Schoo-
le der Schilderkonst, Rotterdam, F. van
Hoogstraten, 1678.
53 Zie noot 48 en Van Leeuwen, scriptie, 9-13.
54 becker, 250-253; 295 afb. 65-66; 298, de
stuers en cuypers, 12.
55 c. van mander, 'Van de VVtbeeldinghen der
Figuren/en hoe de oude heydenen hun Goden
hebben uytgebeeldt en onderscheyden', Het
Schilder-Boeck (Amsterdam 1618) fol. 110 en
volgende.
56 thijm, 7: de openingsregel van De Heilige Li
nie.
57 Collins, 48-49. De waardering van Cuypers
voor Berlage: singelenberg. a..wreinink,
Amsterdam en de Beurs van Berlage, reacties
van tijdgenoten, Den Haag 1975. Zie ook hu-
bar Vervalsende werking, brom, 334: Berlage's
voorkeur voor somberte. Voor een vergelijking
met Van Lokhorsts vroegere werk zie van hol-
the.
58 bock, 101.
59 de stuers, 39-40.
Summary
The former building of the General State Archives
The former building of the General State Archives at Bleyenburg in The
Hague was constructed between 1895 en 1902. It was planned by Jacob van
Lokhorst, a pupil of the famous architect P. J. H. Cuypers.
Efforts to make the building accredited as a national monument failed. A
'masterplan' for the new building of the Rijksdienst voor de Beeldende Kunst
would have resulted in an almost complete destruction of the old building.
The authors of this article, members of the committee of a society with the
aim to protect 19th and early 20th century buildings, describe the architectural
312
and art-historical value of the building. They compare it with other construc
tions, made in the period 1850-1940, in Holland known as the 'Younger Ar
chitecture'. Like a continuous thread the complaint of false notion runs through
the article. The authors accuse the ministry of Cultural Affairs of refusing to
recognize the value of this specimen of 'Younger Architecture'.
Reaktie
In overleg met de auteurs heeft de redaktie van het Nederlands Archievenblad
om een reaktie gevraagd aan de directeur van de Rijksdienst Beeldende Kunst
en de directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De eerste ant
woordde 'het in dit stadium niet zinvol en wenselijk' te vinden een reactie te
geven. De tweede genoemde was wel bereid te reageren:
In genoemd artikel (bovenstaand artikel in de versie, die gepubliceerd is in De
Sluitsteen - red.) wordt het voormalig complex van het Algemeen Rijksarchief
(ara) breedvoerig belicht vanuit architectuurhistorisch oogpunt. Tevens wordt
ingegaan op het beschermingsbeleid ten aanzien van dit complex en de plan
nen van de Rijksgebouwendienst om ter plaatse een nieuw onderkomen voor
de Rijksdienst voor de Beeldende Kunst (rbk) te stichten, al dan niet met (ge
deeltelijk) behoud van het depotgebouw. Waar sprake is van 'schijnmanoeu
vres en onwil' bij de plaatsingsprocedure, kan dit artikel niet geheel van ob
jectiviteit getuigen. Het gaat bovendien voorbij aan de fundamentele
problematiek die aan het beschermen van monumenten is verbonden: een ge
bouw zonder functie blijkt in de praktijk moeilijk overeind te houden.
De ARA-casus is dan ook symptomatisch voor de moeilijke besluitvorming
waarvoor de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur wordt gesteld
bij zijn beschermingsbeleid, vooral bij de mono-functioneel opgezette, bouw
en gebruikstechnisch verouderde gebouwen uit de periode van omstreeks 1850-
1940. Ook al is met name van het depot-gebouw de bijzondere waarde
onbekend - hetgeen onder meer blijkt uit het besluit tot voorlopige plaatsing
op de rijksmonumentenlijst - de bestemmingsproblematiek wordt hierdoor niet
verminderd, integendeel mede gedwongen door de ontstane jurisprudentie over
de (voorlopige) wettelijke bescherming van monumenten, moet bij beslissin
gen hieromtrent een duidelijke afweging van belangen plaatsvinden en moet
rekening worden gehouden met eventuele plannen van gebruiker en/of eige
naar. In dit geval gold dit de plannen voor de vestiging van de rbk. Op deze
grond heeft de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur - op advies
van de monumentenraad - gemeend te moeten afzien van verdere wettelijke
bescherming, hoezeer het ook te betreuren is dat een bijzonder object als het
depot-gebouw hierdoor niet integraal behouden zal kunnen blijven. Reële al
ternatieven zijn echter niet voorhanden gebleken.
Het is misschien een schrale troost te weten dat dit complex thans goed is
gedocumenteerd. Voor andere gebouwen was documentatie soms al niet meer
mogelijk. Teneinde in de toekomst over een breed overzicht van de wellicht
meest kwetsbare categorie uit onze gebouwde omgeving - de jongere stedebouw
en bouwkunst (1850-1940)- te kunnen beschikken, is inmiddels het Monumen-
313