personeelsbezetting. De managementtaken hielden hem steeds meer af van zijn inventarisatie-, dienstverlenende en publicistische activiteiten. Enkele trieste ge beurtenissen in zijn persoonlijke leven betekenden een zodanige extra belasting, dat hij besloot zijn functie eerder neer te leggen. Het tekent de mens Wartena, dat hij een 'gezellig afscheid met veel drank en praten, geen plichtmatige toespraken en handjes schudden', wilde. Geluk kig zorgden zijn medewerker van het eerste uur B. J. Dorresteijn, zijn opvol ger J. J. C. van Dijk en niet te vergeten hijzelf voor de bon mots en anecdotes waar hij zo op gesteld is. Collega Van Dijk typeerde zijn vertrek heel raak: 'als een archivaris weggaat, krijgt hij een officieel afscheid aangeboden en dan zien wij hem enige dagen niet meer, maar vervolgens komt hij stilletjes terug om met zijn werk door te gaan alsof er niets gebeurd is.' Met de inventarisatie van een archief was hij al begonnen, dus gelukkig zullen Gelderland en het archief wezen nog van Rob Wartena horen. H. B. N. B. Adam Noten J. p. van der weele, Huize 'De Pol' te Aalten. Doetinchem z.j. Ter gelegenheid van zijn afscheid in Zutphen werd hem onder de titel Zutphania Wartena privata een bibliografie van zijn tot dan ver schenen publikaties overhandigd, die ruim 90 titels telt. Afscheid van mr. J. D.C. de Vries Tijdens een drukbezochte receptie waar, naast het curatorium van de school, vele docenten, (oud)leerlingen, medewerkers van het Algemeen Rijksarchief en andere genodigden aanwezig waren, nam op 4 juni 1987 Hans de Vries af scheid als adjunct-directeur van de Rijks Archiefschool, gebruik makend van de vuT-regeling. Tijdens de receptie ontving hij onder meer een archiefvariant op een liber amicorum, een map met losse stukken, met bijdragen van leerlin gen, docenten en curatoren. Een van de bijdragen behelst een stukje archief geschiedenis en is hierbij afgedrukt. Herinneringen In 1967 vertoonde Hans de Vries zich voor het eerst in het Algemeen Rijks archief aan het Bleijenburg. Het was ter gelegenheid van een bezoek bij Van der Gouw, die in 1966 Hardenberg was opgevolgd als Algemeen Rijksarchiva ris en de failliete boedel te leiden had gekregen. In het veld mengden zich ta lent en karakter met hobbyisme, moedeloosheid en gebrek aan richting. Nog altijd geloof ik, dat Van der Gouw, komend van de goed georganiseerde pro vinciale griffie, niet doorzien heeft, hoe diep het bedrijf was afgezakt sinds zijn vertrek in 1957 van het ara naar de provinciale archiefinspectie. De nieuwe ara werkte zeven dagen in de week veertien uur per dag. Assistentie had hij nauwelijks. Op het bezoek van de De Vries reageerde hij met de opmerking: 'zo'n jonge jurist als De Vries zou ik goed kunnen gebruiken'. Hij kreeg De Vries niet, wel Visser, die van de Tweede Afdeling kwam en die voor hem een 278 hele verlichting betekende. Het was echter niet voldoende. Driekwart jaar la ter vroeg Van der Gouw, overmatig geërgerd over de rijksbureaucratie, ont slag als ARA. De Vries is een verstandig en aangenaam man, dat had Van der Gouw met een goed gezien, een man zonder kunsten of streken. We zagen elkaar tussen 1968 en 1980 zowat elke tien dagen. De Archiefwet 1962 en het Archiefbesluit 1968 moesten worden ingevoerd en de rijksarchiefdienst moest worden gere organiseerd. Het was duidelijk, dat een principieel en praktisch herstel jaren zou vragen en dat een nieuw kader, opgeleid aan de door Van der Gouw weer opgerichte rijks archiefschool, de toekomst zou bepalen. De toewijding en de veerkracht van de medewerkers vormen de kwaliteit van een dienst. Het hoofd van de afdeling Archieven (van het departement) was verstandig, zakelijk en betrokken. Hij had onderwijservaring en bleek bereid op te treden als docent Archiefwet aan de rijks archiefschool. Voor de problemen, waarmee de dienst of het departement werden geconfronteerd, zochten we in onderling overleg praktische oplossingen. De Vries had lef. Op het hoogtepunt van de strijd rond Oorlogsdocumentatie trotseerde hij ten departemente de opgewonden secretaris generaal van Onderwijs, die nog niet wist van het bestaan van een rechtsstaat en van de afschaffing van de horigheid. De integriteit en de redelijkheid, waar mee in samenspel moeilijkheden werden tegemoet getreden, irriteerden overi gens ook anderen. In 1980 verliet De Vries de directie mma om adjunct-directeur van de rijks archiefschool te worden. Hij leefde met zijn leerlingen mee. Trouw stond hij hen bij, ook tijdens het zenuwslopende wachten op de uitslag van de archief examens. Dit maakte het de voorzitter van de examencommissie mogelijk hem na afloop van de examens keer op keer ten aanhoren van de leergierige jeugd geduldig te onderhouden over het falen van zijn pupillen. Steeds weer verweerde De Vries zich, dat hij de leerlingen wèl leerde hoe Schuurman en Jordens vast te houden. Nu is het voorbij, voorgoed voorbij. Een aangenaam, integer en verstandig 279

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 41