bedrijfsarchieven toe, in hoeverre veranderingen in de bedrijfsvorm en de or ganisatie wei of niet tot het aanbrengen van cesuren geleid hebben.8 Houten is zeer beknopt in zijn verantwoording; hij wijdt slechts drie zinnen aan de verrichte ingrepen en keuze van de ordening. Blijkbaar achtte hij zich door de inderdaad dramatische onvolledigheid van het archief ontslagen van een uitvoeriger beschrijving. Van Zeeland verwoordt zorgvuldig waarom hij bij de wijziging van de coöperatieve vereniging in een naamloze vennootschap geen cesuur nodig acht. Hetzelfde geldt, maar wat minder helder geformuleerd, voor Merkelbach. De laatste is bovendien het uitvoerigst in zijn beschrijving van de toegepaste methoden en verrichte ingrepen. Geen van drieën verantwoordt de keuze van de definitieve ordening (Houten: 'een rubrieksgewijze indeling van algemeen naar bijzonder'; Van Zeeland: 'organisatiebeginsel'; Mer kelbach: 'de methode van ordening naar organisatie'). Het inventarisatieschema9 Door het reeds eerder gesignaleerde ontbreken van verantwoordingen van de organisatie van het bedrijf en de administratie (archiefvorming), behalve in beperkte mate bij Van Zeeland en Merkelbach, voel ik mij vrij om de classi ficaties zuiver theoretisch te beoordelen. Den Teuling onderscheidt drie indelingsmodellen, het historiserende, het Gel derse of organisatorische en het monistische model. Bij het laatste model is zijn indelingsschema van de stukken betreffende bijzondere onderwerpen ge lijk aan mijn kader van bedrijfsvorm, bedrijfsmiddelen en bedrijfsfuncties, uiteraard niet toevallig.10 Gelukkig mag gesteld worden, dat geen van de drie inventarisatoren volledig het historiserende model heeft toegepast. Alleen bij Merkelbach komt een rubriek 'Organisatie' voor, die daar aan doet denken. Voor het overige is het organisatorisch model in alle inventarissen duidelijk herkenbaar. De stukken betreffende de bedrijfsvorm zijn bij Houten ook afgezonderd (Rubriek a 'Organisatie'). De subrubriek B 7 'Likwidatie bedrijf' behoort ech ter ook bij de bedrijfsvorm, dus in rubriek A. Van Zeeland heeft die beschei den in een apart archief van de commissarissen (rubriek 1) ondergebracht en Merkelbach in de subrubriek 1.1. 'Algemeen' van 'Organisatie'. De bedrijfsmiddelen zijn bij Houten duidelijk te traceren, namelijk de ru brieken c en d, 'Personeel en Ondernemingsraad' (productiefactor Arbeid) en E 'Bezittingen en Schulden' (productiefactor Kapitaal). De duurzame be drijfsmiddelen als grond, gebouwen en machines heeft Van Zeeland in de ver- zamelrubriek 'Directie' ondergebracht, terwijl voor personeel in een aparte ru briek is voorzien. Helaas deelt hij de energie- en watervoorziening (subrubriek 4.5) als bedrijfsfunctie in, terwijl het hier om hulpstoffen, dus bedrijfsmidde len gaat. Ook bij Merkelbach komen de duurzame bedrijfsmiddelen (produk- tiefactor Kapitaal) in een verzamelrubriek 'Organisatie' en hanteert hij een apar te rubriek 'Personeel'. De derde door mij onderscheiden produktiefactor Ondernemerscapaciteit (bedrijfsmiddelen: Kennis, Public Relations, Goodwill, Samenwerking, Deelnemingen etc.) heeft alle drie de inventarisatoren proble men opgeleverd. Dit blijkt ondermeer bij Houten uit de rubriek h. 'Jubilea 262 bedrijf', bij Van Zeeland uit rubriek 5 'Directiefuncties buiten het bedrijf' en bij Merkelbach uit de subrubrieken 1.6 'Jubilea' en 4.7 'Kenmerk' (ontwer pen van briefhoofden). Jubilea worden gevierd uit een oogpunt van public re lations en om de personeelsverbondenheid met het bedrijf hechter te maken. Lidmaatschappen van de directie in branche-, werkgevers- en andere organi saties vergroten de kennis en zijn goed voor de goodwill, public relations en samenwerking. Het ontwerpen van briefhoofden is een public-relations- aangelegenheid. De boekhouding is door allen geplaatst tussen de bedrijfsmiddelen en de be drijfsfuncties, een zeer goede plaats, want de boekhouding brengt de kosten van de bedrijfsmiddelen en de resultaten van de bedrijfsvoering (uitoefening van de bedrijfsfuncties) in beeld.11 Met de plaatsing van de bedrijfsfuncties heeft geen van de inventarisatoren problemen. Van Zeelands splitsing in archieven van commissarissen, het bedrijf en de ondernemingsraad kan, als de organisatie (zijn leidend beginsel) en de archief vorming zo waren, volstrekt juist zijn. Gezien het ontbreken van nadere gege vens daarover in zijn inleiding, blijf ik enige twijfel ten aanzien van de eerste twee archieven koesteren. Het bedrijf was van 1918-1965 een coöperatieve ver eniging en van 1965-1985 een naamloze vennootschap. Van Zeeland stelt dat bestuur en leden van de coöperatieve vereniging zonder veranderingen in de archiefvorming commissarissen en aandeelhouders van de naamloze vennoot schap werden. Ik vraag mij af of hij daarbij zorgvuldig aandacht heeft besteed aan de positie van de directie als bestuur en vertegenwoordiger in en buiten rechte van de naamloze vennootschap en als secretariaat van de aandeelhou dersvergadering. In de volgende paragraaf zal ik dat met enkele voorbeelden staven. De ordening Gezien het toch al forse ruimtebeslag van deze bespreking beperk ik mij hier tot enkele hoofdpunten. Hebben de inventarisatoren (en niet te vergeten de toenmalige mentoren) het gekozen ordeningssysteem consequent gehanteerd, de bedrijfskundige betekenis van de stukken herkend en inhoud, onderwerp, doel en bestemming van die stukken niet verward? Eerst kijk ik echter naar de boekhouding, omdat daar in onvolledige be drijfsarchieven vaak wel een onderlinge samenhang, een oude ordening valt te bespeuren.12 Helaas stuitte ik ook hier op een teleurstellend gebrek aan in formatie, nergens wordt het boekhoudsysteem (enkel en/of dubbel boekhou den) aangegeven, noch een geconstateerd onderling verband. Juist bij bedrij ven als Beijnes en Van Dooren, die klein zijn begonnen, zou aanvankelijke toepassing van enkel boekhouden mogelijk zijn geweest, maar ik vind in de beschrijvingen onvoldoende aanknopingspunten.13 Bij alle drie de bedrijven is zeker in de twintigste eeuw dubbel boekhouden toegepast (jaarstukken grootboeken - journalen - chronologische boeken en analytische boeken). Daar elke auteur gekozen heeft voor een ordening van algemeen naar bijzonder, ver wacht ik een schikking in overeenstemming met de adviezen van Mijland.14 Bij Houten is de volgorde goed aangehouden, zij het dat de jaarverslagen geen boekhoudstukken, maar stukken van algemene aard zijn. Van Zeeland en Mer- 263

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 33