herstellen; ten anderen van de mindere bedrijvigheid van vele takken van volks
bestaan; van de aanhoudende vele ziektegevallen; en van de nogal aanmerke
lijke afneming der bevolking door buitengewone sterfte; en eindelijk van de
in vele landen van Europa ontstaan zijnde geldcrisis, die niet nagelaten heeft
een nadeeligen invloed op den stad over te brengen'.
In 1848 werkt de aanhoudende crisis 'gevoelig terug op de mindere standen
der maatschappij, waaruit al wederom voortvloeit mindere genietingen van
het leven, beperkingen der uitgaven tot het hoogstnodige; minder verteerin
gen en gevolglijk minder verbruik van voorwerpen, waarop belastingen zijn
gesteld'.
Besluit
Het onderzoek waarvan ik u verslag heb gedaan is slechts een voorbeeld van
de mogelijkheden die gemeentefinanciën als bron opleveren. Inventarisatie van
en onderzoek in de gemeentelijke archieven op dit gebied zullen ongetwijfeld
meer mogelijkheden aan het licht brengen. Ik hoop natuurlijk ook, dat ons
onderzoek archiefambtenaren en onderzoekers in andere gemeenten stimuleert
de plaatselijke accijnzen voor hetzelfde doel te gaan gebruiken, zodat wij de
ontwikkelingen in Amsterdam kunnen gaan vergelijken met de ontwikkelin
gen elders.
In Amsterdam werd de inventarisatie en het gebruik van deze bronnen jaren
lang buitengewoon bemoeilijkt, omdat ze verspreid waren over verschillende
gebouwen in de stad. De nieuwbouw van het Gemeentearchief in 1985 heeft
het voor het eerst mogelijk gemaakt ook de negentiende-eeuwse overheidsar
chieven in één depötgebouw onder te brengen. Deze ruimtelijke concentratie
maakte het beheer, de inventarisatie en de raadpleging van deze archieven een
stuk eenvoudiger. Op basis van het geconcentreerde beheer zijn wij na onze
grote verhuizing gestart met de inventarisatie van de negentiende-eeuwse
secretarie-archieven, waaronder die van de afdeling financiën. Aangezien het
in totaal gaat om archieven met een strekkende planklengte van zo'n drie kilo
meter, kunt u zich voorstellen dat wij de inventarisatie als een langlopend pro
ject gepland hebben, waarin verschillende medewerkers participeren.
Het is daarbij ook de bedoeling het gebruik van deze archieven te stimule
ren door extra toegangen te vervaardigen, onderzoekingen te doen, en alles
wat daartoe verder dienstig is. Van der Gouw heeft, meen ik, onderzoek en
publikatie door archiefbeheerders een 'eretaak' genoemd. Je zou het ook een
dure plicht kunnen noemen, en wel duur in de letterlijke zin, vanwege het beslag
dat het legt op de toch al schaarse menskracht en middelen. Toch meen ik,
dat het een noodzaak is. Het publiceren uit eigen archiefmateriaal is een vorm
van dienstverlening en toont de buitenwereld wat de waarde is van het materi
aal dat wij beheren. Wij realiseren ons soms niet hoeveel moeite het kost voor
buitenstaanders - hoe gekwalificeerd ook - om in de archieven door te drin
gen. Er is daarom onder historici een grote behoefte aan onderzoekingen en
publicaties vanuit de bronnen, en aan bemoeienis of interventie van
archiefambtenaren mits natuurlijk aansluitend bij courante vraagstellingen
en aandachtsvelden.
240
Ik wil in dit verband refereren aan het onlangs verschenen herdenkingsartikel
van Van den Eerenbeemt ter gelegenheid van het vijftigste Economisch- en
Sociaal-historisch Jaarboek. Vóór de oorlog constateert hij 'een sterke parti
cipatie van mensen uit het archiefwezen. Archivarissen hadden destijds moge
lijk meer tijd, hoewel dit bij de zeer kleine bestaffing op de archieven van toen
ook weer niet overdreven moet worden. De verklaring is eerder te zoeken bij
de mentale houding in deze sector die meer dan nu op actieve wetenschapsbe
oefening gericht was'.33
Of zijn constatering in het algemeen juist is kan ik niet goed beoordelen.
Voor Amsterdam geldt hij in ieder geval niet. Ik hoef slechts te wijzen op het
werk van de vroegere gemeentearchivaris Hart, die door een karakteristieke
combinatie van kennis van de bronnen en actieve wetenschappelijke betrok
kenheid een onmisbare bijdrage leverde aan (onder andere) het werk van de
'Wageningse school' (Van der Woude cum suis). Overigens zijn de vernieu
wingen in de sociale en economische geschiedschrijving die deze school verte
genwoordigt in feite buiten het neha (de uitgeefster van het Economisch-
Historisch Jaarboek) om tot stand gekomen. Ook elders in de archieven ge
beurt, denk ik, toch wel meer dan Van den Eerenbeemt ziet. Niettemin, als
zijn opmerking bedoeld is als aansporing en oproep voor een aktievere hou
ding van archiefambtenaren inzake wetenschap en onderzoek, dan kan ik dit
slechts onderschrijven. Misschien kan mijn bijdrage daartoe mede stimuleren.
Noten
Tekst van de lezing, gehouden op de Hollandse
Archivarissendag op 20 mei 1987.
1 Archief nr. 5177, afdeling Financiën, Rekenka
mer en Rentegevende Eigendommen, Precario
en Kadaster, 1812-1949.
2 Archief nr. 5209, Gemeente-ontvanger, 1812-c.
1948.
3 Archief nr. 5210, Commissaris van de stedelij
ke accijnzen en belastingen, 1814-1865.
4 Zie: j.h. van den hoek ostende, p.h.j. van der
laan, e.lievense-pelser, De archieven in
Amsterdam. Overzichten van de archieven...
VIII (Alphen aan de Rijn, 1981) 37 en 40.
5 Archief nr. 5039, inv. nrs. 38-52 en 55-57,
'Verbaal en bijlagen van de thesaurier' 1808-
1811; 'Verbaal en bijlagen van de chef der
eerste of financiële divisie van de Maire', 1811.
Zie ook: j.h. van den hoek ostende, 'De in
voering en ontwikkeling van het indicateurstel-
sel te Amsterdam', NAB 68 (1964) 57-63.
6 Het voorgaande is ontleend aan: 'Pro memorie
of Aantekeningen omtrent het Personeel de
Inrichting der Werkzaamheden der Stedelijke
Administratie zedert 20 januari 1808' (op
gesteld door J. Vollenhoven, 1817) ms. bibl. H
39.
7 Archief nr. 5181, afdeling Algemene Zaken,
buiten-indicateur i 51, 'Instructie voor den
Thesaurier der Stad Amsterdam', 14 januari
1814.
8 Archief nr. 5166, Burgemeesters, Resolutie
boek 25 januari 1814, besluit betreffende de
organisatie van de thesaurie, art. 4.
9 Zie: w.f.h.oldewelt, 'De boekhouding van
Amsterdam', in: Jaarboek Amstelodamum 63
(1971) 11-28.
10 'Instructie thesaurier', art. 16.
11 Besluit organisatie thesaurie, 1814, art. 2 en 3.
12 Archief nr. 5079, Gemeenteraad, Munimenten
1825/1, 'Reglementaire bepalingen van de
werkzaamheden voor den Heer Wethouder ge
delegeerd tot de zaken van Finantiën', 22 juni
1825.
13 Ibidem, Munimenten 1851/192, 'Eenige vrije
gedachten over de conceptvoordragt tot organi
satie van de bureaux der stedelijke administra
tie'.
14 Ibidem, Munimenten 1852/2.
15 Ibidem, 1816/24, 'Instructie voor den Stedelij
ken Ontvanger der Stad Amsterdam', 14 au
gustus 1816. In de toelichting bij de vernieuw
de instructie voor de Gemeenteontvanger uit
1843 wordt gesproken over de algemeene
bepalingen die in den jare 1816 gemaakt zijn
en waarbij grotendeels gevolgd zijn de decreten
onder het Fransch Bestuur die ten aanzien der
Receveurs Municipaux over het Fransche Rijk
vastgesteld waren...' (Munimenten Raad
1843/37).
16 Archief nr. 5166, Burgemeester Wethouders,
Deliberatieboek 1830, 39-42, 'betrekkelijk het
geldelijk beheer opgedragen geweest aan den
241