De archieven met betrekking tot de stedelijke financiën als bron Plaatselijke accijnzen in Amsterdam 1815-1855* A. Knotter Deze bijdrage vormt een introductie in de archieven van de stedelijke finan ciële instellingen, voornamelijk in de eerste helft van de negentiende eeuw, en wel speciaal in Amsterdam. In hoeverre het Amsterdamse voorbeeld represen tatief is kan ik niet beoordelen. De financiële administratie van Amsterdam was waarschijnlijk aanzienlijk complexer van aard dan in andere Hollandse steden, en ook complexer georganiseerd. Het eerste deel zal gaan over de financiële in stellingen van de gemeente en hun onderlinge verband. Vervolgens zal ik mijn verhaal toespitsen op de administratie van de stedelijke accijnzen. Tenslotte zal ik kort verslag doen van een op basis van die accijnzen verricht onderzoek naar de ontwikkeling van de voedselconsumptie en de levensstandaard in Amsterdam tussen 1815 en 1855. Ik wil daarmee aangeven welk belang de ar chieven betreffende de gemeentelijke financiën kunnen hebben voor het histo risch onderzoek. Dit belang kan uiteraard slechts worden ontleend aan de in formatie die zij opleveren. Het door ons verrichte onderzoek naar de voedselconsumptie is een naar ik hoop smaakmakend voorbeeld van de moge lijkheden op dit gebied. De archiefvormende organen Om welke archieven gaat het nu eigenlijk? In de eerste plaats om de archieven van wat in de loop van de negentiende eeuw zou gaan heten de secretarie-afdeling financiën.1 Verder het archief van de Gemeente-ontvanger,2 en tenslotte het archief van de Commissaris van de stedelijke accijnzen en belastingen,3 de plaatselijke belastingdienst dus. Daarnaast zijn er nog enkele commissies van de Gemeenteraad betreffende financiële onderwerpen.4 Die zal ik hier niet be handelen. De secretarie-afdeling financiën is ontstaan uit de oude thesaurie. Tot 1808 bestond de administratie ten stadhuize in hoofdzaak uit de onderdelen secre tarie, thesaurie en rekenkamer. In 1808 werd de rekenkamer bij de thesaurie ondergebracht. Ook werden er ter thesaurie twee commissariaten ingesteld: het Commissariaat over de Publieke Werken en dat over de Gesubsidieerde Gestich- 230 ten. De twee hoofdafdelingen - thesaurie en secretarie - werden door het Franse bestuur in 1812 omgedoopt in le divisie (de voormalige thesaurie) en 2e divisie (de voormalige secretarie). Een belangrijke vernieuwing bij de le divisie was de instelling van een apart secretariaat. Op dit secretariaat werd de correspon dentie van de le divisie behandeld en de nieuw ingevoerde indicateur bijge houden. Deze verving het verbaal van de thesaurier.5 Eveneens van Franse oor sprong was de verheffing van de vroegere 'penningmeester ter thesaurie' tot Gemeente-ontvanger, met een aparte status, en de creatie van een belasting dienst onder de 'directeur voor het stedelijk octrooi'. Met deze hervormingen werd de basis gelegd voor de verdere ontwikkeling van de financiële instellingen in de negentiende eeuw. Het Ontvangerschap bleef als aparte instelling bestaan, evenals de belastingdienst, nu onder leiding van een Commissaris van de stedelijke accijnzen en belastingen. Ten stadhuize ble ven naast elkaar bestaan een secretarie (ook wel genoemd de 'algemene' of 'politieke secretarie') en een thesaurie. De organisatie van de thesaurie veran derde in 1814 en 1815 in zoverre, dat het door de Fransen ingestelde secretari aat ter thesaurie werd verheven tot enige subafdeling naast de rekenkamer. Het Commissariaat over de Gesubsidieerde Gestichten verdween. Deze wer den bij het secretariaat ter thesaurie ondergebracht. De Commissaris over de Publieke Werken kreeg een aparte positie, zij het onder de verantwoordelijk heid van de thesaurier.6 De centrale figuur in de gemeentelijke financiën is uiteraard de thesaurier, na 1824 de wethouder voor de financiën. Volgens zijn instructie uit 18147 heeft de thesaurier 'het Bestuur over de geldmiddelen der stad, derzelver Goederen en Bezittingen,... in 't bijzonder over het Fabriekambt... en over de uit Stads- cassa gesubsidieerde Publieke Gestichten' (artikel 1). Hij heeft echter 'in per soon gene Gelden onder zijne eigen bewaring.De kas van de gemeente wordt beheerd door de Gemeente-ontvanger. De thesaurier controleert slechts of dit op correcte wijze gebeurt (artikelen 4-7). Hij moet jaarlijks een begroting en een rekening opstellen en de inrichting van de 'finantieele schrifturen' daar aan aanpassen (artikel 8-16). Dit laatste geschiedt op de rekenkamer, die is belast 'met het houden der finantieele boeken, ingericht ingevolge de stedelij ke jaarlijkse staat van ontvang en uitgaaf; verder met het colligeren der stuk ken dienstig tot het opmaken der Stedelijke Jaarlijksche Administratiereeke- ning, met het naarzien van alle de inkomende reekeningen, het registreren van dezelve (en) van alle de ordonnantiën tot betaling...'8 De rekenkamer houdt, kortom, de boeken bij. Oveigens is ook de inrich ting daarvan volgens de rekeninghoofden een Franse hervorming.9 De thesaurier moet verder, volgens zijn instructie, 'een behoorlijk register houden van alle stukken tot zijne verrigtingen betrekkelijk', de indicateur dus.10 Dat gebeurt op het secretariaat ter thesaurie. Dit secretariaat behan delt 'de generale correspondentie over de finantiële zaken, en alles wat de pu blieke verpachtingen, de verhuringen en in het algemeen alles wat de stads- geldmiddelen en belastingen aangaat'.11 Deze structuur blijft intact tot er in 1824 en 1830 enkele reorganisaties plaats- 231

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 17